vrijdag 28 november 2008

De werkplek als energizer

Beeld van Jan Snoeck


Rijkswaterstaat heeft deze maand een gloednieuw LEF Future Center geopend om creativiteit en innovatie bij ambtenaren aan te jagen. In deze ruimte van drieduizend vierkante meter worden alle zintuigen en het brein geprikkeld, zodat de gebruikers anders leren denken. Zo kunnen zij met nieuwe creatieve oplossingen komen voor bijvoorbeeld het fileprobleem.

Het 'loungehok' met speciale 'energizers' voor de vermoeide ambtenaar heeft al de nodige kritiek geoogst. Van een aantal Tweede Kamerleden bijvoorbeeld, die vinden dat er 5 miljoen euro over de balk is gegooid.

Op het eerste gezicht klinkt het inderdaad overdreven om van een informele en creatief ingerichte ruimte een grote stroom van vernieuwende ideeën te verwachten. Maar waarom zou een positieve omgeving mensen niet tot mooie dingen stimuleren en een negatieve omgeving wèl tot gedragsverandering aanzetten? Want inmiddels is wetenschappelijk bewezen dat een wanordelijke omgeving mensen aanzet tot wangedrag. Wetenschappers van de universiteit van Groningen leverden onlangs het bewijs voor de 'Broken window theory', waarmee in de jaren negentig al in New York geëxperimenteerd was. Hoe meer verloedering, hoe meer mensen geneigd zijn tot diefstal en ander normvervagend gedrag.

Jeroen Busscher, schrijver van het boek Pimp je afdeling, gelooft zelfs dat de verandering van werkomgeving een van de krachtigste middelen is om een groep medewerkers ondernemender, klantvriendelijker of innovatiever te maken. Nu hoef je van de kantoortuin niet per sé een ballenbak te maken, maar een stuk vrolijker en inspirerender kan het vaak wel. En dat loont. Adviesbureau &Samhoud claimt zelfs een omzetgroei van 30 procent te boeken met een inspirerende werkomgeving. Dit kantoor koestert zijn bibliotheek, voetbaltafel en 'wolkenkamer' en heeft daarnaast door het hele pand ontmoetings- en stilteruimtes.

Hier een aantal manieren om de werkplek creatiever en inspirerender te maken, in aanvulling op de ideeën van Busscher:

1. De inspiratiewand:
Zet een kast met vakjes op een centrale plek, waarin iedereen iets dierbaars zet.
2. Meer denkruimte
Zorg voor mogelijkheden om de verlichting aan te passen. Het uitlichten van het plafond maakt je 'denkruimte' groter.
3. Net als thuis
Zet een keukentafel met een koffietzetapparaat en een schaaltje koekjes op kantoor. Of richt een huiselijke lunchtafel in.
4. Aan de picknicktafel
Zet picknicktafels neer in plaats van vergadertafels. Je zit daardoor fysiek dichter bij elkaar, wat tot heel andere gesprekken leidt over wat mensen werkelijk willen bereiken, betoogt The BrainstormClub. Of ga nog een stap verder en vervang ook de bureaus door picknicktafels.
5. Ideeënwand
Maak een groot prikbord waar iedereen zijn knipsels en aantekeningen met kansen en ideeën kwijt kan. Het liefst in de buurt van de koffieautomaat, die toch vaak een favoriete hangplek blijft.
6. Zelfgekozen kunst aan de muur
Laat ieder kwartaal een wisselend groepje een nieuw kunstwerk uitzoeken bij de Kunstuitleen. Dat levert niet alleen regelmatig een nieuw kunstwerk op, maar ook een gesprek over elkaars smaak en voorkeuren. Een reproductie van De Kus van Gustav Klimt op de werkplek is trouwens de favoriete stressverminderaar van vrouwen, bleek onlangs uit een ander onderzoek.

Andere ideeën voor inspirerende werkplekken op dit blog:

woensdag 26 november 2008

Alice in politiek Den Haag


Toen Corrie Hermann in 1998 verkozen werd tot Kamerlid namens GroenLinks, volgde ik als verslaggever haar politieke entree. Op de verkiezingsavond waarde deze gepensioneerde GGD-arts in Den Haag rond als Alice in Wonderland, schreef ik de volgende dag in de krant. Hermann vond het geweldig om vergeleken te worden met het kleine meisje, vertelde ze me later. Het beroemde kinderboek van Lewis Caroll behoorde tot haar lievelingswerken. De passage over de Cheshire Cat, de grijnzende kat die in het niets kan oplossen, kende ze uit haar hoofd.

Lang bleef Hermann niet in de politiek. Ze ontmoette veel onbegrip dat ze als gezondheidsspecialiste in de Kamer geen enkele behoefte had om de strijd aan te gaan met minister Els Borst. De twee artsen begrepen elkaar als vakgenoten veel te goed.

Veel Kamerleden maakten zich druk over de citatenindex van het weekblad Intermediair, waaruit op te maken viel hoe vaak je in de media ‘genoemd’ werd. Bij diverse fracties voorspelde de plek op deze lijst je plaats op de kandidatenlijst voor de volgende verkiezingen. Zo niet Corrie Hermann, die op deze citatenlijst vrijwel onderaan bungelde.

Over dit soort Haagse belangrijkheden bleef ze zich verwonderen. Maar niet zoals Alice dat deed, denk ik achteraf. Eerder als de grijnzende Cheshire Cat.

Meer oh-shit-momenten

Een bewonerskrant waarin nóóit een bewoner aan het woord komt. Een klant die zich laat voorstaan op zijn kritische en open benadering, maar die in zijn relatieblad geen interview wil met een meneer die het dalende aantal ijsberen op de Noordpool in twijfel trekt. Nee, het is zeker niet altijd feest om in de bedrijfsjournalistiek actief te zijn.

Zeven bazen lazen mee
Zo had ik onlangs een interview met twee ambtenaren, die vertelden over de intensievere samenwerking van handvol overheidsdiensten. Het leverde een boeiend verhaal op over vallen en opstaan, voorzien van een rijtje positieve aanknopingspunten voor de toekomst. Maar kennelijk was de samenwerking toch nog niet zo jofel, want behalve de twee geïnterviewden moesten nog zeven bazen op de achtergrond meelezen. Ardige anekdotes en concrete cijfertjes over behaalde resultaten haalden het verhaal uiteindelijk niet, want er was telkens wel een persoon die daar toch een risicootje inzag.

Ik vermoed dat de twee mensen die ik geïnterviewd heb, daar niet zo mee zitten. Misschien krijgen ze straks zelfs wel complimenten over het mooie samenwerkingsverhaal in het relatieblad van hun directe bazen. Ik vrees alleen dat de lezers massaal afhaken bij een artikel waarin ongeveer hetzelfde te lezen is als in een gemiddelde brochuretekst. Want lezers worden pas bij de kladden gegrepen door verhalen over mensen van vlees en bloed, die wel eens een misstapje maken.

Ieder verhaal zijn eigen held
In ieder verhaal hoort namelijk een held te zitten, die tegen een probleem oploopt en dat op te lossen valt. Dat kan een geweldig dilemma zijn, een schrijnend conflict of een andere moeilijkheid. Schrijvers van soaps zijn er zelfs in gespecialiseerd om zoveel mogelijk van dit soort problemen op te werpen. Hoe meer klippen, hoe beter. Heeft net het ene personage een huwelijkscrisis overwonnen, krijgt zijn medespeler het bericht dat hij een vreselijke ziekte onder de leden heeft. Het geheim van ieder goed verhaal zijn pieken én dalen. “In ieder verhaal moeten voldoende oh-shit-momenten zitten”, zei een filmmaker eens.

Een verhaal met voldoende oh-shit-momenten: dat wens ik de artikelen in relatie- en personeelsbladen ook toe.

dinsdag 25 november 2008

Warming up voor ideeënmaken


Als sporter of muzikant zou je het niet in je hoofd halen om zomaar vanuit het niets intensief te gaan bewegen of musiceren. Daar hoort een warming up bij.

Datzelfde geldt net zo goed voor een goede brainstorm. De hersenhelften moeten even losgemaakt en op gang gebracht worden om ervoor te zorgen dat de neuronen nieuwe paden in de hersenen gaan zoeken. Zonder 'nieuwe wegen' in het brein immers geen nieuwe ideeën.

Enkele ideeën voor een warming-up voor hersencellen:

1. Wat ziet de ontwakende Doornroosje...

In de film Goodbye Lenin is te zien hoe een vrouw in Oost-Berlijn in coma raakt en wakker wordt na de Val van de Muur. Haar wereld is compleet veranderd, terwijl ze in coma lag.
Denk je even in dat je zelf als Doornroosje in een langdurige slaap valt. Niet honderd jaar, maar begin met een jaartje of drie. Ook in deze tussentijd is de wereld behoorlijk veranderd. Bedenk voor welke verrassingen je bij het ontwaken komt te staan: het klimaat, de politiek, internet, omgangsvormen....

2. Roodkapje meets Willy Wonka

Roodkapje is net door de jager uit de wolvenbuik verlost. Om de goede afloop te vieren, heeft ze nog een gezellig uurtje doorgebracht met haar oma en de jager. Met zijn drietjes hebben ze haar meegebrachte koekjes opgepeuzeld. Daarna hebben oma en de jager de fles wijn soldaat gemaakt.

Nu keert ze terug naar het Grote Bos naar haar eigen huis. Maar naarmate ze dichter bij huis komt, gaat ze steeds langzamer lopen. Ze is veel later thuis dan afgesproken, dus daar zal haar moeder niet blij mee zijn... Bovendien heeft ze sowieso een probleem met haar moeder, want de waarschuwing om het bospad niet te verlaten heeft ze in de wind geslagen.

Omdat ze zo langzaam loopt, valt haar oog ineens op een stuk glinsterend papier. Het is een Gouden Toegangskaartje voor Willy Wonka's chocoladefabriek! Wat doet Roodkapje?

3. Klein Duimpje is creatief met kruimels

Klein Duimpje gebruikte broodkruimeltjes om een spoor te leggen. Noem nog zeven andere toepassingen van brood.

4. Sneeuwwitje, maar dan omgekeerd

Sneeuwwitje ging dwars op een aantal dwergenbedjes liggen om te kunnen slapen. Hoe zou het sprookje verlopen als Sneeuwwitje een piepklein meisje was, die in een huis bij zeven reuzen terecht was gekomen?

Ik lees graag je oplossingen!

vrijdag 21 november 2008

Baracks verhaal

Nu Barack Obama zo overtuigend de Amerikaanse presidentsverkiezingen gewonnen heeft, kun je overal lezen hoe het zover gekomen is. De hoop die hij de Amerikanen gaf. Of nee, toch eerder de manier waarop hij in zijn speeches die hoop onder woorden wist te brengen. Of nee, hij heeft eigenlijk de verkiezingen gewonnen omdat hij zwart was. Want daar komt het - kort door de bocht geformuleerd - toch wel op neer.

Obama beheerste de klassieke overtuigingsmiddelen uit de rhetoricakunst van Aristoteles - pathos, ethos en logos - tot in de puntjes. Hij was overtuigend, betrokken en gebruikte ingenieuze drieslagen om zijn argumenten kracht bij te zetten. Hij benutte zijn muzikale gevoel voor ritme en binnenrijm. Hij doorspekte zijn verhaal met passie en doorleefdheid. Dat kon hij ook, want hij schreef zijn - nu al legendarische - speeches grotendeels zelf.

Maar het allerbelangrijkste was toch wel dat hij gewoon een ijzersterk verhaal had. Een blanke moeder, een zwarte vader die al jong omkwam bij een auto-ongeluk, een scheiding toen hij 2 jaar was, opvoeding door zijn grootouders, buitengewoon slim als student en uiteindelijk president van Amerika. In deze verhaallijn is onmiddellijk het oer-Amerikaanse verhaal te herkennen van de krantenjongen die het tot miljonair schopt. En daarmee dring je rechtstreeks door in de harten van de kiezers.

Mijn eigen levensverhaal is niet zo spectaculair als dat van Obama, dus daarmee zou ik zelf bij de Amerikaanse verkiezingen beslist op achterstand staan. Al is het achteraf gezien wel een wonderlijke geschiedenis dat Obama won, juist omdat hij van zwarte en eenvoudige afkomst was. Nog niet zo lang geleden verkondigden Amerikawatchers in de journalistiek immers nog met grote stelligheid dat de Verenigde Staten nog lang niet toe zijn aan een president met een kleurtje. Wat een goed verhaal al niet kan doen.

maandag 17 november 2008

Wolkers' ogen

Jarenlang kun je langs iets heen lopen, zonder dat het je opvalt. Dat kan je zelfs in een museum overkomen, waarbij je toch er juist op gericht bent met je ogen iets nieuws te ontdekken. De ogen van Jan Wolkers waren nog veel scherper.

Zo kan ik me niet herinneren
dat ik bij een vorig bezoek aan museum De Lakenhal in Leiden het fluwelen gordijntje in de hoofdzaal opgemerkt heb. Wolkers bezocht de Lakenhal vanaf zijn vroege jeugd en heeft in diverse werken zijn impressies over de kunstwerken achtergelaten. Het museum leerde hem kijken, opende nieuwe wereldbeelden en inspireerde hem als schrijver. Fragmenten uit onder meer De Walgvogel vormen nu Wolkers’ eigenzinnige commentaar op de oude schilderkunst in het Leidse museum.

Wolkers merkte dus wél het gordijntje op. Toen hij het doek ophoog trok, keek hij in de doordringende ogen van de onbekende man, die in 1521 door Lucas van Leyden geportretteerd werd. Ontelbare bezoekers moeten ook dat gordijntje weggetrokken hebben en hetzelfde ervaren wat Wolkers decennia geleden en ikzelf nu deden.

De Lakenhal biedt met deze aanpak niet een overzichtstentoonstelling in de bekende zin van het woord, maar laat de bezoeker zélf op dwaaltocht gaan door het hele gebouw. De wijze waarop Wolkers ‘Het laatste oordeel’ van dezelfde Lucas van Leyden van commentaar voorziet, maakt dat je nooit meer naar dit fameuze drieluik kunt kijken zonder even te zoeken naar die monsterlijke duivel met de afschrikwekkende hangtiet.

Bijzonder beeldend is ook Wolkers’ relaas over een stoeipartij met koeienstront, groot afgedrukt op de zijwand van de plechtige museumzaal. De ‘materieschilderingen’ van Wolkers met koeienpoep en goudverf naast fijne werkjes uit de Gouden Eeuw staan dan ineens in een logisch verband met elkaar. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Wolkers zijn materiaal net zo nauwkeurig bestudeerde als Rembrandt dat deed bij het schilderen van de goudbrokaten kledingstukken van het portret, dat er pal naast hangt. Zo worden er verrassende verbindingen gelegd: precies wat een tentoonstelling interessant maakt.

Zo dwaal je verder door het gebouw, waar overal schilderijen, beelden, romanfragmenten en gedichten opduiken van Wolkers. Alleen bovenin het museum zijn twee stille zalen helemaal leeg gemaakt voor Wolkers eigen schilderwerk vol stipjes, nopjes en vlekken in allerlei kleurstellingen. Vanaf 1987 schilderde Wolkers alleen nog maar deze ‘gedachtelandschappen’. Daarmee lijkt ook alles gezegd te zijn: meditatieve doeken en verder niks. ‘En zo is het genoeg’, waren de laatste woorden van Wolkers vlak voor zijn overlijden, die hier prachtig op aansluiten. De stilte en deze bijpassende woorden ontroerden me.

Toch ben ik uiteindelijk niet het meest onder de indruk van Wolkers’ kunstwerken zelf. Die vind ik vaak nogal statisch en ééndimensionaal. Het is vooral zijn rauwe, passievolle en toch ook liefdevolle manier van beschouwen, die zo fascineert. Zoals hij zich in een televisieserie verwonderde over de kleine wriemelbeestjes in zijn achtertuin, zo weet hij je postuum ook mee te slepen in De Lakenhal. Anderen laten mee kijken met zijn scherpe blik, dát was zijn talent.

Pas als ik later de afbeelding van Jan Wolkers op de affiche voor deze tentoonstelling zie, valt het me ineens op. Wolkers kijkt je op dit portret bijna vanuit dezelfde hoek aan als de onbekende man van Lucas van Leyden achter het gordijntje in de Lakenhal. Met nóg doordringender ogen.

Gezien: Jan Wolkers in de Lakenhal. Overzichtstentoonstelling van 21 oktober 2008 tm 15 februari 2009


Het portret van Jan Wolkers (1974) dat de affiches van de overzichtstentoonstelling siert.

vrijdag 14 november 2008

Uw pensioen bedraagt nul euro

Het nieuwe hoogglansdrukwerk van mijn pensioenfonds is versierd met een fotobalkje van mensen die er intens gelukkig uit zien. Dat roept argwaan op. Waarom vindt mijn pensioenfonds het ineens nodig om geld te steken in een nieuwe huisstijl die zo nadrukkelijk menselijkheid en huiselijk geluk uitstraalt?

Een andere nieuwigheid op de jaaropgave is dat er gewoon één bedrag vermeld staat, namelijk het bedrag dat ik jaarlijks na mijn 65e jaar zal ontvangen. Logisch zou je zeggen, maar voor pensioenfondsen zijn deze 'uniforme pensioenoverzichten' toch een belangrijke innovatie. Als een autoverkoper je overlaadt met alle technische details van de motor, zou je al snel afhaken. Maar bij pensioenfondsen moesten we ons jarenlang laten welgevallen dat we jaaroverzichten met ondoorgrondelijke tabellen kregen, evenals stapels bijlages vol juridische formuleringen.

Die koerswijziging naar een menselijke en klantvriendelijke aanpak, zou dat misschien met het tanende vertrouwen in pensioenfondsen te maken hebben? De pensioenenman die ik dat deze week vroeg, ontkende glashard. Wel nee, het probleem is juist dat de Nederlander tevéél op zijn pensioenfonds vertrouwt! Hij leest dat jaaroverzicht niet en denkt dat het wel goed komt met zijn pensioenvoorziening.

En het komt in veel gevallen niét goed. Maar dat ligt dan niet aan het pensioenfonds, maar aan de klant zelf, vindt de pensioenenman. Die maakt zijn veertigjarige pensioenopbouw niet netjes vol of haalt het in zijn hoofd om tussentijds van baan te wisselen. Het pensioenfonds is dan niet te beroerd om je een aanvullend pensioen aan te meten.

Is de pensioenenman zo wereldvreemd? Want om mij heen hoor ik toch echt veel mensen die de financiële dienstverlening voor geen cent meer vertrouwen. Die liever hun geld op een spaarrekening zetten bij verschillende banken vanwege de risicospreiding (want banken kun je ook niet meer vertrouwen, 'maar je moet toch wat'). Alles liever dan zo'n financiële adviseur, die een onbekend hoog bedrag als kosten in mindering brengt op jouw toekomstige voorziening voor levensonderhoud.

Op mijn nieuwe glossy pensioenoverzicht was in ieder geval nu glasheldere taal gebruikt. Klip en klaar stond te lezen dat ik vanaf mijn 65e verjaardag 0 euro pensioen per jaar zal ontvangen. Een vergissing hoopte ik, al weet je het in deze tijden van financiële crises nooit helemaal zeker.

Een paar weken later kreeg ik een nieuw overzicht toegestuurd. Dit keer stond er wel een bedrag in meerdere cijfers ingevuld bij de pensioenopgave. Een excuusbriefje voor de mij aangedane schrik kon er niet vanaf. Een pensioenverzekeraar die zich vergist? Nee, dat is àl te menselijk.

donderdag 13 november 2008

Wat de poster op de werkplek nog meer vertelt

Waarom die haast. Weet jij wanneer je werk af is? Een poster met deze tekst zag ik laatst hangen op de werkkamer van een beleidsambtenaar op het ministerie van OCW. De man die onder deze poster achter zijn computer aan het werk was, zat heel ijverig te tikken. Maar de boodschap van de poster is duidelijk: jaag mij niet op!

Werkplekken zijn interessant, want ze vertellen meer over iemands persoonlijkheid dan dat je op het eerste gezicht denkt. Staat de trofee of fotolijst náást iemands computer, dan is het een ‘sociale snack’: vooral bedoeld als inspiratie of bemoediging voor de medewerker zelf. Maar hangt de poster achter zijn rug, zoals bij deze ambtenaar het geval was, dan is hij bedoeld voor anderen. Een 'identiteitsclaim', noemen psychologen dat dan.

Deze bevindingen staan te lezen in het boek De geheime taal van dingen van Sam Gosling, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Texas. De laatste tien jaar deed hij onderzoek naar onder meer werkplekken, slaapkamers en boekenkasten om te kijken wat deze onthullen over hun eigenaar.

Aan een werkplek kun je bijvoorbeeld goed aflezen hoe extravert iemand is. Staan er comfortabele stoelen, dan is dat een uitnodigend gebaar voor collega’s om binnen te komen en lekker te gaan zitten. Lonkt er ook een snoeppot, is dat een nog een veelzeggender uitnodiging.
Sommige werkgevers vinden dat hun werknemers helemaal niets mogen ophangen of neerzetten. Daarbij gaat het niet alleen om een xlean desk-policy, maar ook om lege vensterbanken en kale muren. Met uitzondering van de bedrijfsgoedgekeurde reprokunst dan.

Jammer, want Meredith Wells van de Eastern Kentucky Universiteit in de Verenigde Staten ontdekte dat personalisering van de werkplek meestal juist goed is voor zowel werknemers als werkgevers. Mensen die hun kantoorruimte aankleden met persoonlijke spullen, zijn over het algemeen namelijk evenwichtiger, gezonder en tevredener over hun baan. Hoe persoonlijker een kantoor, hoe meer de medewerkers toegewijd zijn aan de organisatie.

Deze trouwe werkers doen geen moeite om thuis en privé strikt te scheiden en hangen dus zonder gêne de knutsels voor vader- of moederdag op. Zo’n kinderknutselwerk hoeft trouwens niet alleen een sociale snack te zijn, maar kan ook een identiteitsclaim inhouden: 'kijk mij eens een goede vader of moeder zijn.'

Die poster bij de OCW-ambtenaar onthult overigens nóg een karaktertrek van deze medewerker, namelijk zijn eigenzinnigheid. Het ministerie hanteerde eerst strikte richtlijnen over de kamerwanden, die onbedekt en strak moesten blijven. Knipseltjes, foto’s van afdelingsuitjes en cartoons waren taboe. Die afspraak bleek al snel onhoudbaar, want veel ambtenaren decoreren er op los.

Gelukkig maar, want dan heeft het departement blijkbaar toegewijde medewerkers.

dinsdag 11 november 2008

Innoveren met smaakcombinaties

Chocolade met witlof? Of chocolade met oesters? Ze klinken niet als fijne combinaties, maar dat blijkt wel degelijk het geval te zijn.

Ingrediënten combineren met andere ingrediënten als ze de belangrijkste aroma's gemeenschappelijk hebben, ontdekte de wetenschapper Francois Benzi. Daaruit ontstond het idee van foodpairing: een systeem waarin je gemakkelijk op kunt zoeken welke ingrediënten dezelfde smaakbestanddelen hebben.

De wildste gerechten komen zo in het bereik. Chocolade gaat namelijk ook goed samen met parmezaanse kaas en met frambozen. En ook met knoflook, maar dan moet je als 'bruggetje' er wel wat koffie of witlof bij doen...

maandag 10 november 2008

Alleen maar een armzalige klompendans

Met een groep kinderen uit alle windstreken van de wereld wilden we gaan dansen. De kinderen waren te beschroomd om de dans uit hun eigen cultuur te laten zien, maar dat ze die goed kenden werd wel duidelijk. Een Hindoestaans meisje maakte prachtige handgebaren en een Dominicaans meisje wist meteen drie salsadansen op te noemen.

Daar staken wij als Nederlandse begeleiders armoedig bij af. Wat zouden wij kunnen dansen om de schroom bij de kinderen te doorbreken? De klompendans? Die kennen we niet eens. De vogeltjesdans dan maar? Ook zoiets knulligs. Het werd uiteindelijk Hoofd, Schouders, Knie en Teen, dat enthousiaste bijval kreeg van de kinderen.

Als het gaat om Nederlandse liedjes ontstaat eveneens al gauw een armoedig gevoel. We hebben wel een rijk repertoire aan kinderliedjes, maar als er gevraagd wordt om een populaire meezinger voor volwassenen ten gehore te brengen, valt er een ongemakkelijke stilte. Tradities als dauwtrappen en luilak kennen we nog wel, maar we weten nauwelijks meer waar die tradities vandaan komen. En bij de vraag wat Allerzielen betekent, staat menigeen gewoon met de mond vol tanden.

Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur heeft 2009 uitgeroepen tot het Jaar van de Tradities. Onze gewoonten en gebruiken die je van thuis uit hebt meegekregen, worden daarbij in het licht gezet. Hoog nodig volgens dit centrum, want in deze snel veranderende tijd en de groter wordende wereld raken onze eigen tradities gemakkelijk ondergesneeuwd. Maar niets is zo moeilijk als het bewaren van 'immaterieel erfgoed', zoals tradities. Door die gewoonten weer als waardevol te presenteren, blijven de mensen deze tradities ook wel gebruiken, is de achterliggende gedachte.

In een multiculturele samenleving is het eveneens belangrijk om kennis te hebben van de achtergronden van de tradities en rituelen van jezelf en van de ander. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur wil komend jaar ook de culturele diversiteit in Nederland zichtbaar maken. Marokkanen, Hindoestanen, Turken en alle andere groepen van allochtone afkomst koesteren namelijk hun gerechten, muziek, feesten en gewoonten uit hun land. Misschien juist wel omdat ze migranten zijn en behoefte hebben aan een band met het land waar ze hun wortels hebben.

Ondertussen zijn er steeds meer exotische tradities en gebruiken uit andere landen, die in ons eigen land gretig aftrek vinden. Bij de snoepwinkel zijn Pinata’s te koop: bonte poppen uit Mexico met snoepjes en confetti, waar jarige kinderen tegenaan mogen slaan totdat ze uit elkaar spatten. In andere winkels vinden we Zuid-Amerikaanse gelukspoppetjes, die je onder je kleren dient te dragen. Het Amerikaanse Halloween is in Nederland in rap tempo helemaal ingeburgerd.

Maar hoe staat het met onze eigen tradities? Wie waren Jan Klaassen en Katrijn? Waarom staat er een bruidspaartje op de bruidstaart? Hoe maken wij een kuiltje jus? Welk traditioneel gerecht eten we op Oudejaarsavond? Leuk om morgen na de Sint Maarten-optocht eens over na te denken.

De paradoxen van creativiteit


Hoe beter je weet te plannen, hoe creatiever je wordt. Dat lijkt paradoxaal, maar de conclusies in het proefschrift Time to be creative van Floor Beeftink wijzen wel degelijk in deze richting. Deze onderzoekster wijdde haar proefschrift aan de invloed van timemanagement op creatief werk. Iemand die zich aan strakke planningen houdt, heeft een relaxter gevoel en dus meer gelegenheid voor creatieve invallen. Het heeft bovendien nut creatieve taken even ‘weg te leggen’, waarmee je het onderbewuste aan het werk zet. Gevolg is wel dat veel creatievelingen steevast tegen de deadline aan zitten te werken. Maar met het juiste timemanagement – op tijd beginnen – zijn de negatieve gevolgen daarvan ook weer in de hand te houden.

Plannen en creativiteit hoeven elkaar dus niet uit te sluiten. Maar hoe zit het met die andere paradox, waarop Peter ten Hoopen en Marleen Janssen Groesbeek stuitten bij hun creativiteitsonderzoek in ondernemend Nederland? Creativiteit alleen kan gedijen in een vrije, soms wat chaotische omgeving, waar mensen dingen mogen laten gebeuren. Mislukkingen en tegenslagen zijn vaak bronnen van creativiteit. Maar zo’n klimaat heerst er in de meeste ondernemingen allang niet meer, constateren de schrijvers in hun boek Oh, wat zijn we creatief. Terwijl ondernemingen om te overleven in deze periode van globalisering steeds creatiever en innovatiever moeten worden, is de controle op de onderneming door aandeelhouders en toezichthouders alleen maar groter geworden.

Ondernemen is risico nemen en creatief en innovatief zijn. Daarmee kunnen ze een mooi rendement leveren voor de aandeelhouders. Die willen dat rendement nog wel, maar niet het bijbehorende risico. Die eenzijdige focus op efficiëncy en rendementscijfers, dat gaat op de langere termijn dus fout.

Dus, creatievelingen: omarm de zegeningen van het timemanagement, maar wees wel eigenwijs bij het ontwikkelen en uitvoeren van ideeën. Vele dwarsdenkers en beroemde uitvinders gingen je voor. De aandeelhouders zullen je er nog wel eens dankbaar voor zijn. Hopelijk.

zondag 9 november 2008

Bloem der natie

Met het puntje van haar tong uit haar mond schrijft Naima de vragen op, die ze straks gaat stellen aan de organisatoren van danswedstrijden. We hebben al een rijtje vragen bedacht, maar ze is nog niet tevreden met dit aantal. We bedenken er daarom nog een paar.

Op weg naar het theater, waar de organisatoren een 'persconferentie' zullen geven voor Naima en de andere verslaggevers-in-de-dop, wordt ze wel wat nerveus. Eigenlijk wil ze toch liever geen vragen stellen en haar vriendinnetje ook al niet.

Op de persconferentie komen vervolgens alle groepjes met hun vragen aan de beurt. Ze stellen zich eerst netjes voor, wat de organisatoren van het dansfestijn zichtbaar vertedert. Diverse vragen die Naima in haar notitieblokje had staan, worden ook al door andere kinderen gesteld. Teleurstelling op haar gezicht. Dan weet ze ineens een vraag, die ze toch nog heel graag wil stellen. Als de persconferentie afgerond wordt, meld ik dat Naima op de valreep nog een dringende vraag heeft. Fier staat ze op en vraagt: "Hoeveel aanmeldingen heeft de organisatie gehad van dansgroepen, die aan de wedstrijd mee wilden doen?"

De kinderen die ik twee zondagen mocht begeleiden als gastdocent journalistiek op de IMC Weekendschool kun je met recht betitelen als modelleerlingen. Zelden heb ik zoveel kinderen ontmoet die zo op het puntje van hun stoel zaten om je verhaal te horen. Als ze vertelden over hun eigen droombaan - juf, politieman of advocaat - kregen ze zelf de glinsteringen in hun ogen. De bloem der natie, zou je zeggen. "Als alle kinderen uit achterstandswijken zo zijn, gaat het heel goed met Nederland", merkte mijn collega-gastdocent op.

Het waren zo'n veertig kinderen van 10 en 11 jaar uit Transvaal en de Schilderswijk, de armste wijken van Den Haag. Als je hun verhalen zo links en rechts beluisterde, waren ze afkomstig uit een harde wereld. Zo hoorden we een jongetje wiens moeder overleden was, een meisje dat haar vader tot diep in de nacht begeleid had op een feestje waar hij had moeten werken en een jongetje dat het heel gewoon vond om tot elf uur 's avonds buiten te spelen.

Voor ons was het optreden als gastdocent vrijwilligerswerk, bedoeld om deze kinderen een extra steuntje in de rug en meer perspectief te geven. Maar zij gaven aan ons minstens zoveel terug, namelijk vertrouwen. De nieuwsfotograaf in ons gezelschap vertelde dat hij tijdens zijn werkzaamheden in Den Haag nog regelmatig door de kinderen herkend wordt als de gastdocent van de Weekendschool. Dat hij toegeroepen wordt als Meester Jos, daar gingen zíjn ogen telkens weer van glinsteren.

maandag 3 november 2008

Doe-het-zelf-inspiratie


Om je persoonlijke ideeënfabriek draaiende te houden, dien je regelmatig nieuwe brandstof, grondstoffen en half-fabrikaten naar binnen te brengen. Het is prettig als anderen voor nieuwe inspiratie zorgen, maar eenlingen kunnen het ook!


  • Geef jezelf een focusvraag: Je bent zwanger en je ziet ineens overal vrouwen met kinderwagens lopen. Je koopt een andere auto en ineens vallen je allemaal soortgelijke wagens op. Waar je zelf op gericht bent, daarvan krijg je meer te zien. Van dit mechanisme kun je handig gebruik maken om op nieuwe ideeën te komen. Stel jezelf een vraag en ga doelbewust op zoek. Een voorbeeld van zo’n vraag: welke verbetering kun je deze week aanbrengen in je werk.
  • Begin een weblog:Dat betekent wellicht dat je jezelf onder druk zet om een stukje te schrijven. Maar het werkt ook andersom: doordat je een weblog hebt, zie je meer en kom je op meer ideeën. Dat stukje komt er dan ook wel. "Blogs are a good way to make things happen indirectly", zegt Hugh Maclead.
  • Doe een brainstorm met jezelf: Je moet een naam verzinnen voor een nieuw product of je hebt een andere concrete vraag. Ga voor een tafel zitten en houd een pakket post-it-blaadjes bij de hand. Denk na over de vraag en schrijf ieder mogelijk idee op een apart geeltje. Hoe onverwachter, hoe beter. Prik tien willekeurige woorden in het woordenboek en bedenk met die woorden nieuwe associaties. Stop na een kwartier. Voeg daarna blaadjes samen van ideeën die bij elkaar passen. Als je nieuwe ideeën krijgt, voeg je die toe op een apart geeltje. Tot slot ga je alle blaadjes sorteren: snel te realiseren ideeën komen aan de ene kant van de tafel, ideeën die nadere uitwerking verdienen aan de andere kant.
  • Benut de kracht van het schrijven: Heb je een vraag waar je niet uitkomt? Schrijf de vraag op een briefje. Op een bepaald moment krijg je een inval met het antwoord. Hiermee benut je trouwens niet alleen de kracht van het schrijven, maar ook die van incubatietijd.
  • Draai de vraag om: Een slechte relatie met een klant? Het valt niet altijd mee om te zien hoe je verstoorde verhoudingen weer in het goede spoor kunt krijgen. Draai de vraag eens om: hoe zorg ik ervoor dat de verhoudingen met … nog slechter worden?
  • Start een ideeëngroep: Vraag een groep mensen om zich aan te sluiten bij je virtuele ideeëngroep. Ieder lid van de groep kan een probleem rond mailen. De rest van de groep stuurt binnen één werkdag één idee terug.
  • Raadpleeg je superheld: Benoem voor jezelf een held uit je kindertijd. Pipi? Pipo de Clown? Batman? Michael Jackson? Welke eigenschappen bewonderde je in die persoon? Kijk of je vanuit die eigenschappen op nieuwe ideeën kunt komen.

"Creativiteit is het verbazingwekkende vermogen om grip te krijgen op onderling verschillende werkelijkheden en laat een vonk overslaan van de ene naar de andere werkelijkheid."
- Max Ernst

zaterdag 1 november 2008

Roze pannenkoekjes

Mijn heimelijke genoegen is om kookwinkels af te struinen. Zo'n parmezaanraspje, dressingshaker of crême-bruléebrandertje staan me daar dan verleidelijk toe te lachen. Lopend naar het volgende schap word ik weer iets nuchterder en realiseer ik me dat ik helemaal nóóit crême brulée maak. En dat ik thuis de enige liefhebber ben van dit toetje, dus dat ik deze hobby beter op de volgende vakantie in Frankrijk kan uitleven.

De volgende stap is daarna om ongehinderd langs de kasten met kookboeken te lopen. Moeilijk, heel moeilijk. Je zou kunnen zeggen 'ik heb al een kookboek', maar zo werkt dat bij mij niet. De inventiviteit van kookboekenmakers om bij mij weer met dat ene nicheboekje te confronteren dat een nog onontdekt kookdomeintje bestrijkt, is echt onnavolgbaar. Ik realiseer me dat er thuis nog een heleboel niet uitgeprobeerde recepten op mij liggen te wachten. Pfff, net op tijd.

Als de kookboeken zelf niet meer genoeg verleidingskracht hebben om klanten te verlokken, kunnen uitgevers altijd nog de kookboekenschrijvers ten tonele voeren. Ronald Giphart presenteerde in onze boekwinkel zijn boek Keukenprins. Zijn geheime wapen was zijn schattige tienjarige zoon, die ijverig mee stond te snijden achter de geïmproviseerde kooktafel in de boekhandel. Kijk nou, hij legt knoopjes in stengeltjes bieslook voor de garnering!

Giphart had ook nog zijn concullega Pierre Wind meegenomen als sidekick. Wind is baas boven baas, want schrijver van het boek Keukenkoning. Twee ADHD-koks achter de potten en pannen, dat is wel wat veel van het goede. Giphart liet prompt de hele kom met avocadomousse uit zijn handen kletteren, wat het geheel wel weer heel amusant maakte.

Het engelachtige zoontje van de keukenprins wilde heus wel eten, maar Giphart had ook een dochtertje dat een gewisse toekomst tegemoet ging als anorexiapatiëntje. Omdat ze wel van pannenkoeken hield, mixte Giphart allerhande groente in het beslag. Dit keer ging er geraspte rode biet doorheen, zodat de pannenkoekjes felroze kleurden. Tip voor ouders: gesmolten boter er doorheen voor de extra rijke smaak. Het is voor kinderen ten slotte, zei de keukenprins. Samen met de gifgroene avocadomousse - met extra mayonaise, het is voor kinderen tenslotte - een knallend geheel.

Hoe aardig ook gebracht, de aankoop van dit kookboek lieten we toch maar achterwege. Ik had mijn eigen kokkie Niels bij me, die het hele verhaal over de kindvriendelijkheid van de bietenpannenkoekjes niet slikte. En dat dochtertje van Giphart waarschijnlijk ook niet, voorspelde hij.