zaterdag 24 februari 2007

Houdbaarheid van herinneringen

Reclamemaker Erik Kessels verzamelt via vlooienmarkten foto's van (vaak overleden) onbekenden en geeft deze opnamen een tweede leven in kunstboeken.

Met foto's kun je zoiets doen, maar wie koestert na onze dood de duizenden digitale opnamen, die wij op onze harde schijf gezet hebben? Of wie kan in de toekomst nog uit de voeten met onze gefilmde herinneringen op videotape? Kortom, hoe technisch houdbaar zijn onze herinneringen?

Er is een groep mensen die ons nageslacht wil verblijden met herinneringen aan ons, de huidige aardebewoners. In een tijdcapsule stoppen ze documenten en andere zaken, die archeologen in de toekomst een compleet beeld geven over ons huidige leven. Maar veelal zal toch papier als informatiedrager dienen, want aan MSN-berichten of Hyves heeft de toekomstige opgraver niet zoveel. (En helemaal interessant wordt de discussie als een of ander buitenaards wezen de tijdcapsule met de papieren en foto's opgraaft. Die denkt vast aan beeltenissen vol afgoderij.)

Optimisten (of moet ik zeggen: lichtzinnigen?) gokken erop dat internet een toekomstvast product blijft. Tja, misschien blijft zélfs e-mail nog wel een jaartje of tien bestaan. In dat geval kun je met e-mail een brief schrijven aan je toekomstige zelf. Op een zelf te kiezen datum wordt de brief in je inbox gedropt. Dan kun je bijvoorbeeld lezen of je verwachtingen van nu over je future me wel uitgekomen zijn. Of je toekomstige ik krijgt van zijn oude ik nog een wijze raad of wat herinneringen toegestopt.

Nee, wie echt een toekomstvaste herinnering wil nalaten, kan beter voor een ster kiezen. Je kunt namelijk een sterretje aan het firmament jouw eigen naam schenken. Die naam kun je online laten vastleggen in een sterrenregister. Wat de toekomstige status van dat register zal zijn staat niet vast, maar de ster zal het vermoedelijk wel overleven.

donderdag 22 februari 2007

Wat er wél kan

Het optimisme spat er vanaf bij de leden van het kabinet Balkenende IV, dat vandaag op de treden van Huis ten Bosch stond. Ze gaan heerlijk samenwerken en het samen doen met de mensen van het land. Knetterspannend, vindt onze nieuwe verkeersminister Camiel Eurlings.

Het is gemakkelijk om daar cynisch over te doen, maar dat wil ik nu juist niet. Optimisme en idealisme hangen in de lucht. Mensen verlaten huis en haard om hun leven te wijden aan een goed doel of zoeken het in praktisch idealisme dicht bij huis. De trend is: niet meer dreigen wat er gebeurt als je niets doet, maar vertellen wat je wel kan doen om de wereld beter te maken, al is het maar een beetje.

Op deze manieren bijvoorbeeld:

  • Het kan wél: Onder dit motto laten bloggers dagelijks zien wat de mogelijkheden zijn om de zaken op een andere, positieve manier aan te pakken.
  • De idealen van Trouw: Dagblad Trouw biedt lezers de mogelijkheid hun eigen ideaal te realiseren. Een mooi voorbeeld van een simpel doch doeltreffend idee is de ontwikkeling van de Tassenbol: een bak met gebruikte plastic tassen, die supermarktbezoekers kunnen herbruiken.
  • Beautiful people: Een goed doel, dat ondernemers expliciet de hand reikt om zich te positioneren als maatschappelijk verantwoord ondernemer. Op de site krijgen zij eigen ruimte om in die rol reclame voor zichzelf te maken.
  • Het Samenlevingsportaal: De wijkalliantie geeft hierbij heel veel ideeën wat je zelf kunt doen voor betere veiligheid, minder hondenpoep, minder eenzaamheid en meer buurtgevoel.
  • Het Blijbedrijf: Maatschappelijk onderneemster Elena Simons geeft vrolijke en verrassende tips om mensen blij te maken. Vul eens de zakken van een zakkenroller met een aardigheidje, maak van whitepowergraffiti op schuttingen vrolijke bloemen en tover een verwaarloosd stukje groen in het geniep om tot een bont bloementuintje.
  • Het Stadsdiner: een leuke manier om mensen samen te brengen.
  • De overheid wil de strijd tegen het verlies van biodiversiteit niet voeren met het vertellen van doemverhalen, maar vooral mensen aansporen om op een leuke manier in actie te komen. Op internet word je bijvoorbeeld uitgedaagd om de Bio DaVersity Code te breken, een flashfilmpje met een vette knipoog naar The DaVinci Code.

Sigrid 2.0

Als ik een tweede leven zou beginnen in Second Life, hoe zou mijn avatar (mijn zelfgecreëerde persoonlijkheid) er dan uit zien? En wat zou ik dan doen?

Leuk om over te fantaseren, maar ik ben er nog niet uit. Vermoedelijk ga ik in een iets mooiere uitvoering van mezelf. Maar nog steeds als Sigrid, want ik heb geen behoefte om een heel andere persoonlijkheid uit te beelden (of me in te leven in de zieleroerselen van een zeemeermin, stokstaartje of weerwolf). Uit onderzoek blijkt dat ook andere mensen meestal virtueel verder leven als 'zichzelf'. Slechts heel weinig mensen wisselen in Second Life bijvoorbeeld van geslacht, terwijl het op het eerste gezicht toch juist heel spannend moet zijn om de wereld eens van een heel ander perspectief te bekijken.

Een andere mogelijkheid om een tweede leven te beginnen is een fictief weblog. De schrijver Arnold Grünberg deed het met zijn romanheldin Tirza, maar helaas hield zij het bloggen niet lang vol (Ze stopte ermee op de dag dat de roman in de boekhandels verscheen, dus achteraf gezien was het vooral een publiciteitscampagne voor het boek). Ik speel wel eens met de gedachte om zo'n zelfbedacht personage te laten bloggen, maar wederom denk ik dat de confessies van mijn blogpersonage heel dicht bij mijn eigen belevenissen en gedachten liggen. En dan heeft het niet zoveel toegevoegde waarde.

Sigrid 2.0 wacht dus nog op haar conceptie (als het al zover komt). Ideeën zijn trouwens welkom!

Steeds persoonlijker

De SP is weer op campagnepad en heeft een nieuwe viral movie ontwikkeld. In het filmpje, dat je per e-mail toegestuurd kunt krijgen, zie je behalve een olijk acterende Jan Marijnissen diverse keren je eigen naam prominent in beeld. 

Behalve de oproep om op de SP te stemmen, bevat het filmpje geen enkele politieke boodschap. Maar wel zit je als kijker verrast te kijken omdat je zo heel direct en persoonlijk aangesproken wordt. Hoe krijgen de makers dit in hemelsnaam voor elkaar? Hele slimme marketing.
De technische mogelijkheden zijn er, dus mediamakers maken er steeds vaker gebruik van. Zo roept het magazine Psychologie lezers op om eigen foto's op te sturen, waarmee je jezelf als model op de cover van het jubileumnummer kunt laten afdrukken. Zeepproducent Dove laat 'gewone vrouwen' zelf reclamefilmpjes maken. De media worden steeds persoonlijker, gewone mensen figureren steeds vaker als hoofdrolspelers.
Journalisten zitten ondertussen ook niet stil. Zij begrijpen dat zij niet langer hun verhalen als eenrichtingsverkeer richting lezer/luisteraar/kijker kunnen sturen. Redacteuren van het Haarlems Dagblad laten hun lezers zelf een stem uitbrengen over het evenement waar de journalist een verslag over gaat schrijven onder de naam "Verslag op verzoek". Weliswaar is de vorm nog heel eenvoudig, maar die zal ontwijfeld uitgroeien.
Ondertussen zien we ook steeds meer journalisten figureren als mensen van vlees en bloed. De Londense NOS-correspondent Tim Overdiek poseert in zijn weblog op 8 februari bijvoorbeeld apetrots met zonen en versgemaakte sneeuwpop. Ook journalisten worden steeds persoonlijker.

dinsdag 20 februari 2007

Schuivende seizoenen






Sneeuwklokjes, narcissen en een roos: drie bloemen die op hetzelfde moment bloeien in één tuin. En dat half februari, wanneer de sneeuwklokjes in alle eenzaamheid hun kopjes op zouden moeten steken. Het klimaat is danig de kluts kwijt.

maandag 19 februari 2007

De kunst van het niets-doen II

Het eigenaardige van niets-doen is dat je niet weet wanneer je er mee op moet houden. Dat vinden ook tijdkunstenaars, die zich bekwamen in het niets-doen.
  • Kunstenaar Louis le Roy bouwt een ecokathedraal. Met afvalmateriaal stapelt hij een bouwwerk op, waarbij de tijd de rest zal moeten doen.
  • Hoe kun je een staat van niets-doen bereiken? Kunstenaars bestuderen het in ''Stoppen met doen".
  • Van een jaarvergadering komt het maar niet, dus dan maar een eeuwvergadering. De Bond tegen de haast heeft er alle tijd voor.

De kunst van het niets-doen

Nu ze niet lang meer te leven heeft, hoeft ze niets meer van zichzelf. Alleen nog maar te aanvaarden en te genieten, zelfs van niets-doen.

Eigenaardig dat we een leven lang bezig kunnen zijn met sjouwen, van de ene plek naar de andere haasten en allerhande drukke activiteiten om in het licht van het einde ineens het niets-doen te ontdekken. Op een of andere manier is niets-doen veel moeilijker dan veel doen. Gevangenen in een cel zonder enige afleiding schijnen er zelfs gek van te worden en in hun hoofd de meest vreemde dingen te bedenken om toch maar op een of andere manier geprikkeld te worden.

In deze tijd, waarin de moderne technologie ons in staat stelt om voortdurend te multi-tasken, is niets-doen zelfs moeilijker dan ooit. Als we ergens moeten wachten, kunnen we immers nog e-mails checken op de blackberry, muziek luisteren, bellen of sms-jes sturen. Zonder een veelheid van activiteiten voelen we ons leeg. Dat vervelende gevoel drukken we snel weg door een vlucht in een heleboel nieuwe activiteiten en vermaak. Alles moet interessant zijn en uitdagend, dus zorgen we overal voor afleiding.

Het gekke is dat als je niets doet, je eigenlijk tóch iets doet, want gedachten krijgen de vrije loop. Niets-doen biedt nieuwe inspiratie. Niets-doen is dan ook plezierig en geestverruimend. En wat ook wonderlijk is: als je veel doet, kun je aan het einde toch het gevoel hebben dat de tijd je door de vingers geglipt is en dat je eigenlijk niets gedaan hebt.
In een bestaan van druk-druk-druk vliegt je leven bovendien aan je voorbij. De enige manier om de tijd langzamer te laten verlopen, is niets-doen. Een dag ongestoord met niets-doen doorbrengen, dat is een dag onsterfelijk zijn, zeggen de Chinezen. Dolce far niente is nog een hele kunst.

Mobiel leven

Sommige treinreizigers ergeren zich kapot aan medereizigers die iedereen in de coupé mee laten genieten van hun conversaties per mobiele telefoon. Ik vind het juist heerlijk. Terwijl je ogen ontspannen over het landschap laat dwalen, krijgen je oren de meest intieme details te horen. Je krijgt gratis en voor niks een uniek inkijkje in het persoonlijke leven van een volslagen onbekende.

Die bellende medereiziger heeft meestal niet eens in de gaten dat alle andere mensen meeluisteren. In tegendeel, hoe meer hij (maar meestal zij) in het gesprek opgaat, hoe luidruchtiger ze gaat praten. Angst om privacy prijs te geven blijkbaar speelt geen enkele rol meer. Zo zat ik pas in de tram met een vrouw wiens schulden gesaneerd werden. Ik kreeg de complete story of her life te horen.

Ook wonderlijk was het relaas van een jonge vrouw, die laatst in de trein uitgebreid de nieuwste vriendin van haar broer zat te bespreken. Ik denk dat ze haar eigen zus aan de telefoon had. Hun oordeel over de potentiële schoonzus was nogal vernietigend: ook met deze nieuwe relatie zou het wel helemaal niets worden. Het opmerkelijkste was nog wel dat de belster deze uitvoerige bespreking afsloot met de opmerking: “Nou, ik zie je zo!” Ik vroeg me als argeloze meeluisteraar toen wel af wat de meerwaarde was geweest van deze mobiele voorbespreking, als ze elkaar direct weer zouden treffen.

Brits onderzoek zorgt nu voor opheldering. Een mobieltje oogt weliswaar als een uiterst modern ding, maar vervult ondertussen een van onze meest primitieve behoeften: gezellig kletsen en roddelen met vrienden, familieleden of collega’s. Juist omdat we voortdurend onderweg zijn, ons tussen vreemden bevinden in bussen en treinen en ’s avonds te moe zijn om nog de deur uit te gaan, houdt het mobieltje ons in contact met onze intimi die zich ook druk-druk van de ene afspraak naar de andere hijgen. Ergernissen over files, wachttijden, werkstress of andere frustraties van het modern leven worden dragelijk met een beetje mobiel contact met ons persoonlijke netwerk, via gesprekjes of sms-jes. Net als in prehistorische tijden luchten we ons hart bij bekenden, maar nu ondersteund door de moderne techniek. Of in de woorden van de onderzoekster: “Carrying your social network in your pocket, you’re never walk alone”.

Wie dus beweert dat hij zijn mobieltje alleen maar aangeschaft heeft om bereikbaar te zijn in noodgevallen, heeft het óf nog niet begrepen óf houdt zichzelf voor de gek. Een mobieltje is de nieuwe sociale lifeline.

zaterdag 17 februari 2007

Zorgcoördineren

Deze week zat ik klaar met computer, papier en telefoon, mij voorbereidend op een lange slag om een andere verzorgingsplek te regelen. Ik verwachtte moeizame discussies met indicatiekantoren, wachtlijstbemiddelaars en zorgcoördinatoren om die plek te verwerven. Ja, ik verwachtte eigenlijk al bij voorbaat van het kastje naar de muur gestuurd te worden.

In het begin kwamen die verwachtingen helemaal uit. Zo stuurde coördinator 1 mij naar het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor het stellen van een nieuwe indicatie. Maar het CIZ meldde dat die indicatie in dit geval aangevraagd moest worden in het ziekenhuis. Daar is tegenwoordig een zogeheten Transferpunt, dat de verdere zorg regelt voor patiënten die niet (direct) naar huis kunnen. De transferverpleegkundige was eerst niet bereikbaar, maar sprak later op mijn antwoordapparaat in dat er pas een indicatie gesteld kon worden als de ziekenhuisafdeling daartoe opdracht gaf. En niemand anders. Ik zat klem.

...dat dacht ik tenminste. Want terwijl ik al in de slag was met coördinatoren 2 en 3 van zorginstellingen - lekker proactief bezig zijn - , ontving de transferverpleegkundige ondertussen inderdaad die opdracht van de ziekenhuisafdeling om in actie te komen. En de volgende dag was de indicatie al helemaal in kannen en kruiken. Wachtlijsten waren er aanvankelijk wel: één tot twee weken. Maar uiteindelijk slonk die wachtlijst tot slechts twee dagen. Zo was de nieuwe opvangplek dus toch binnen de kortste keren geregeld, zonder dat wij daar zelf een vinger naar uit hadden hoeven steken. Bij nader inzien heeft de transferverpleegkundige ons al het werk uit handen genomen.

Heel mooi natuurlijk dat er nu dus een aparte padvinder aangesteld is voor zorgzoekenden in de gezondheidszorg. Maar dat mijn negatieve verwachtingen over het vinden van een nieuwe zorgplek toch niet helemaal uit de lucht gegrepen waren, bleek wel toen ik coördinator 1 weer aan de telefoon had. Zij was ondertussen ook driftig aan het bellen geweest en had zelfs handlangers gevonden om nog druk uit te oefenen op het zorgkantoor. Toen ik haar vertelde dat de nieuwe plek inmiddels al lang gevonden was, klonk ze enigszins uit het lood geslagen.

Maar ze herstelde zich snel en zag onmiddellijk een nieuwe taak voor zichzelf weggelegd. Ze zou nog diezelfde dag de patiënte te bezoeken om te kijken of alle benodigde medische voorzieningen wel aanwezig waren. Pas dan kon zij met een gerust hart op vakantie, verzekerde ze mij.

Zo is zorgcoördineren toch nog een dagtaak.

donderdag 8 februari 2007

Wolken als inspiratiebron

Voor iedereen die bereid is naar boven te kijken, geven de wolken gratis voorstellingen, vaak met onverwachte mise-en-scenes en dramatische wendingen. Zes manieren om in de wolken te raken.

1. Schilderswolken

Denkend aan Holland zie ik een openluchttheater vol wolken in allerlei soorten en maten. Op kunstenaars hebben de Nederlandse wolken in ieder geval een speciale aantrekkingskracht. Zo werd Jacob Ruysdael beroemd met zijn luchten op zijn schilderijen. De Ruysdaellucht is net als 'Rubensfiguur' een vast begrip geworden in de Nederlandse taal. De schilders van de Haagse school namen het licht als onderwerp voor hun schilderkunst. En ook Carel Willink gaf de donkere dreigende luchten een prominente plek in zijn werken.

2. Verzamelaarswolken
Wolken hebben prachtige namen, zoals castellanus voor een wolkensoort die eruit ziet als kanteeltorentjes. Hoge vederachtige wolken heten haarlok of windveer. De nimbus is de regenwolk, de velum is de sluier, virga een twijg en de lenticularis de amandelachtige wolk. De wolkenatlas bevat een Duitse verzameling, waar alle soorten en maten wolken geclassificeerd staan. Weerdeskundige Kees Floor heeft zijn eigen wolkenatlas samengesteld van de luchten in Noord-Kennemerland.

3. Weermannenwolken
Je zou zeggen dat voor weermannen wolken vooral requisieten zijn, maar in een interview las ik dat Erwin Kroll ook vooral in wolken geïnteresseerd is. Of het morgen wat kouder of wat warmer is, interesseert hem nauwelijks iets. Ze veranderen voortdurend van gedaante en zijn de voorbode van verandering.
''Het weer is de manier waarop de aarde zichzelf leefbaar houdt, energie, warmte en vocht van de ene plek naar de andere weet te brengen. En dat zie je allemaal terug in de wolken."
- Erwin Kroll
4. Schrijverswolken
De bovengenoemde Latijnse namen zijn zo mooi, dat alleen al een opsomming van die namen poëzie zijn. De schrijver Nescio liet zich inspireren door wolken, troostende tekenen in het landschap dat de eeuwigheid toch bestaat.
"En de vele vergulde toppen van herfstboomen en zomerboomen en al de wolken. Ik zou willen dat die leefden, dat dit vergankelijkste leefde zoo lang als de gedachte kan reiken, dat al dit teere, dat ik zelf zou leven zoolang als men Hollandsch kan lezen, zoo'n eenvoudig mannetje als ik ben, dat zou ik willen."
- Nescio in zijn Natuurdagboek, 1962

5. Documentairewolken
Documentairemakers Pieter-Rim en Maarten de Kroon filmden dagenlang de luchten bij het IJsselmeer en verwerkten die in hun film Hollands Licht. Het resultaat is een prachtige documentaire over de mythe van het speciale licht waarmee Nederlandse schilders beroemd geworden zijn.
De filmmakers proberen de vraag te beantwoorden of het Hollands licht veranderd is door de inpoldering van het IJsselmeer, waardoor de lichtweerkaatsing veranderd is. Het lijkt erop dat die vraag met ja beantwoord moet worden. Toch geeft de documentaire een heel trots gevoel over het unieke Nederlandse landschap vol water en wolken.

6. Meditatiewolken
Wolken zijn een geliefde bron voor meditatie. Dat biedt ingangen om geestelijk in de wolken te raken.

Dwarreltijd

Hoe laat je docenten meedenken over onderwijsvernieuwingen en betere leerrendementen? Of, wat meer in het algemeen gezegd: hoe laat je iemand inbreng leveren op iets wat voor hem belangrijk is?

Zoiets komt niet vanzelf, blijkt in het onderwijs. Docenten voelen zich massaal gepasseerd over onderwijsvernieuwingen, terwijl zij daar als professionals toch ideeën over hebben of zouden moeten hebben.

Op diverse scholen zal het best zo zijn dat het management weinig inbreng van docenten toelaat. Maar doen docenten zelf wel voldoende moeite om die ideeën naar voren te brengen? En hebben (of nemen) zij wel de gelegenheid om die ideeën te formuleren? Met een volledige lesweek lukt dat in ieder geval niet, vertelden een rector en een docentenbegeleider mij. De lessen nemen de docent geestelijk zo in beslag, dat er te weinig ruimte is om zijn gedachten te laten dwarrelen.

Toch wordt van werknemers die hoofdarbeid verrichten, volop creativiteit en innovatie verwacht. Sterker nog, zonder voortdurende vernieuwing gaat Europa het in de mondiale economie niet redden. Onderwijsinstellingen, maar ook andere organisaties in de kenniseconomie, zouden daarom net als Google hun werknemers moeten toestaan twintig procent van de werktijd in te ruimen om de gedachten de vrije loop te laten. Dwarreltijd dus.

Het letterlijk geven van ruimte is ook een manier om mensen te betrekken bij iets waar ze op het eerste gezicht niet in geïnteresseerd zijn of nooit over na denken. Een interessant voorbeeld is het boek Vlinders, het boek dat zich nog moet ontpoppen van Annick de Witt. Een zogeheten participatieboek met veel lege bladzijdes, dat pas gevuld zal raken als de lezers zó geinspireerd raken dat ze zelf aan het tekenen, dichten of schrijven slaan. Met de inbreng van de lezers zal volgend jaar het échte boek uitgebracht worden.

Er moet blijkbaar eerst een lege ruimte ontstaan, voordat die met ideeën gevuld kan worden.

Stadsnatuur II: ecologische hoogstructuur


Natuur is zuiver, stil en schoon; de stad staat voor vervuiling, viezigheid en lawaai. In de ogen van Herman Gorter en Jac. P. Thijsse golden de natuur en de stad als elkaars tegenpolen.

Nu zien ecologen juist ook de stad als interessante biotopen, waar bijzondere varens, mossen, vogels en andere dieren zich prima thuisvoelen. Misschien is die interesse mede te danken aan het feit dat er simpelweg minder echte natuur is in dit dichtbebouwde land. Maar ja, in Nederland is natuur per definitie aangelegde natuur. Dus waarom niet in de stad?

Duidelijk is in ieder geval dat ook stadsbewoners een enorme behoefte hebben aan groen tussen de stenen. Mensen doen van alles om vogels en vlinders te lokken. Zo werd bijvoorbeeld een auto in een Amsterdamse straat omgewerkt tot autotuin. De behoefte aan bloemen, planten, bomen, vogels en dieren is een soort oerdrang.

Groen is dus noodzakelijk, ook midden tussen de huizen. Maar dan moet het wel op een andere manier dan in Vinexwijken gebeurd is. Daar zijn weliswaar allerlei groenstrookjes aangelegd, maar die zien er vaak troosteloos en saai uit. Schaamgroen.

Toch zijn er allerlei tot de verbeelding sprekende mogelijkheden. Ook in de stad is er ruimte voor amfibiepoelen, nestkasten voor gierzwaluwen en vleermuiskelders. Het is vaak meer een kwestie van met andere ogen naar het stedelijke gebied kijken. Groen in de stad hoeft bijvoorbeeld niet strikt gereserveerd te worden voor aardige beestjes en schattige plantjes, maar mag ook best allereerst voor de menselijke lol dienen. Met dat idee heeft de stichting wAarde natuurlijke hangplekken voor jongeren bedacht.

Natuur hoeft ook niet perse meer grondoppervlak in beslag te nemen, maar kan ook de hoogte in. Verticaal groen dus. Bijvoorbeeld in de vorm van gevelbeplanting of hangende tuinen op balkons. Niet alleen leuk voor insecten en vogels, maar de huizen zien er meteen ook een stuk vriendelijker en leefbaarder uit.

Je zou er niet meteen aan denken, maar vooral hoge gebouwen bieden kansen voor spectaculaire natuur. In de ogen van een langsvliegende rotsbewoner is een stenige wolkenkrabber namelijke een prachtige thuishaven met veel afgelegen stille plekken. Het dak van een kantoor in de buurt van een watergebied kan bijvoorbeeld geschikt gemaakt worden voor visdiefjes. Leuk als op een bedrijventerrein voortdurend een witte wolk vogels om een hoog gebouw heen vliegt. Ecologische hoogstructuur!

Daktuinen zijn natuurlijk ook kleine natuuroases. Maar waarom ook niet meer daken bedekken met gras of sedum? Bill Clinton gaf dat ook mee als suggestie bij zijn lezing over klimaatverandering, die hij in december in Nederland uitsprak. Daarbij schilderde hij het voorbeeld van een oud kantoorgebouw met een plat dak bij een temperatuur van dertig graden. Als de zon daar vier uur op staat te schijnen, loopt de temperatuur op tot wel zeventig graden. Bedekt met gras of andere begroeiing blijft de temperatuur juist beperkt tot 25 graden. Beplanting heeft dus enorme gevolgen voor de behoefte aan airconditioning en stroomverbruik.

Als je het zo bekijkt, kan het toch best wat worden met stadsnatuur!

dinsdag 6 februari 2007

Stadsnatuur

Waar zouden nestkastjesvogels wonen zonder nestkastje, vraag ik mezelf wel eens af. In onze stad hebben de vogels bepaald geen last van woningnood. En voedseltekorten hebben ze al helemaal niet. Ondanks de ultrazachte winter bungelen overal pindaslingers en vetbollen. Je zou verwachten dat de Vogelbescherming inmiddels een campagne voorbereidt om te waarschuwen voor obesitas bij stadsvogels.

Maar nee, de Vogelbescherming geeft juist adviezen om nog meer te doen om het de huismus en andere stadsminnende vogels naar de zin te maken. Helaas wordt onze tuin vol zaadjes, rommelige schuilplaatsjes en oude muren vol insecten vooral bewoond door opdringerige duiven, katten en slakken. Af en toe wagen ook enkele merels, een koolmeesje en een Vlaamse Gaai zich in ons postzegeltuintje, maar andere beesten voelen zich er blijkbaar niet thuis. Wat ik niet bijster aardig van ze vind, want in buurtuinen worden regelmatig padden en zelfs een sperwer gesignaleerd.

Ook planten voelen er weinig voor om zich in onze tuin te vestigen en er zo een welige thuishaven vol broodnodige biodiversiteit van te maken. De soorten die volgens de tuinarchitect zich prima thuis moeten voelen in onze ecologische microzone, hebben in groten getale alweer het loodje gelegd. Die leuke kleurige stokrozen houden het bij ons nog geen twee maanden uit. Ik blijf hardnekkig nieuwe planten in de grond zetten, maar ondanks alle goedbedoelde tips wil het maar geen een weelderig paradijsje vol variatie worden. Als ik de natuur hier echt zijn wilde gang laat gaan, blijven alleen de klokjesgentiaan en de klimop voortwoekeren.

Kijk, aan mijn goede bedoelingen ligt het niet. Natuur in de stad vind ik een ontzettend goed idee. Hoe meer soorten in onze en aanpalende stadstuintjes, hoe liever het mij is. Ik ga dus dapper door om kleur te geven aan onze tuin. Maar ik verwacht ook wel enige medewerking van de betreffende dieren en planten zelf!

Veranderlijke muze

Volgens Niels ziet een geest eruit als een dun streepje - "zoiets als een kaars, maar dan dunner."

Ikzelf denk dat een geest er eerder uit ziet als een wolkje. En dan bedoel ik het soort goedaardige geesten dat voor inspiratie zorgt. In wolkvorm zijn ze er ineens. Soms blijven ze hardnekkig hangen aan de hemel, andere keren worden ze juist snel voortgeblazen door de wind. Als je ze wil 'vangen' in je herinnering moet je er meestal snel bij zijn, want ze kunnen zomaar van vorm veranderen. Of ze lossen op in het niets.

Hoe dan ook, wolkengeesten hebben allerlei verschillende karaktervormen. Dit langsdrijvende exemplaar hebben Marcel en Elvire gesnapt tijdens hun recente reis naar Chili en Argentinië. Een buitengewoon aandoenlijk zacht wolkje en tegelijkertijd zo te zien ook heel eigenzinnig. Ik sloot hem meteen in mijn hart.

In feite zie ik zo'n wolkje dus als een muze.

zaterdag 3 februari 2007

Ideeën delen

Een goed idee voor jezelf houden? Nee, juist niet!
  • Wie een idee weggeeft, geeft een kadootje weg. En net zoals met andere kadootjes krijg je daar goodwill voor terug. De Britse sandwichketen Pret a Manger onthult bijvoorbeeld zijn geheimen van de Maleisische kippensoep en andere recepten op het web. Waarom zou je dan nog wraps en sandwiches bij deze winkel kopen, is je eerste gedachte. Maar de maker die het recept thuis uitprobeert, komt er bij nader inzien achter dat het recept behoorlijk bewerkelijk is. Het delen van keukengeheimen wekt bij klanten in ieder geval veel sympathie. En dat alleen al is winst.
  • Wie mee mag denken, heeft het gevoel dat hij mee kan beslissen. Heel slim dat het ministerie van Financiën burgers oproept om bezuinigingsideeën te leveren op een website, die dienst doet als openbare ideeënbus.
  • Ook leuk is het om je idee bij iemand te droppen die het uit kan voeren. Het kan op de website De Koelkast, in de vorm van een briefje dat op een koelkast gehangen wordt. En nog leuker is het als je dan ook nog van die persoon antwoord krijgt.
  • Het is ronduit onproductief om voortdurend zelf het wiel uit te vinden. Nog onproductiever is het voor organisaties om niet te leren van de eigen fouten. Baanbrekende ideeën en innovaties van de buitenwereld verdienen het dus om te worden opgepakt.

En dan zou er ook nog een website moeten zijn waar je ideeën af kunt schieten. Mijn mikpunt zou allereerst de Season Shot Gun Shell zijn. Een speciale geweerkogel met de kruiden er al in. Nadat de kogel in het dier terechtgekomen is, lost de kogel op en begint het beest alvast van binnen te marineren. Een pervers idee.


vrijdag 2 februari 2007

Ooghokken

Spreken ogen voor zichzelf of hebben ze toch de rest van het gezicht nodig om herkend te worden? Die vraag is actueel, nu politici de burqa in de ban willen doen. De burqa omlijst de ogen tot een soortgelijk hokje. Kijk en oordeel zelf!





Voor wie er nog niet genoeg van heeft: Spoenk maakte op zijn weblog een soortgelijke ogentest waar je de betrouwbaarheid van ogen kunt testen. Zijn conclusie: ogen zijn niet genoeg, maar een heel gezicht eigenlijk ook niet.

donderdag 1 februari 2007

Politieke invloed

Een Kamerlid van een grote regeringspartij heeft wel eens zijn hart gelucht tegen mij dat hij zich ontzettend machteloos voelde in het parlement. Als backbencher had hij in zijn eigen partij weinig invloed en de bewindspersonen het vuur aan de schenen leggen was al helemaal een ondankbare taak. Tegen het ambtenarenapparaat van de minister en daarmee tegen de geweldige informatievoorsprong kon hij met zijn niet al te snuggere persoonlijke assistent nooit opboksen. Denk je een Kamervraag te stellen over een belangrijke kwestie voor jouw achterban, word je door de ambtenaren even zo vrolijk met een kluitje in het riet gestuurd. Dan kun je natuurlijk wel een nog intelligentere vervolgvraag stellen, maar je krijgt daar toch niet echt het gevoel van dat je daarmee de wereld verbetert.

Onlangs was ik aanwezig bij een gesprek tussen een minister en enkele ambtenaren. De minister - gepokt en gemazeld op zijn beleidsterrein - bekende dat hij het omgaan met de Tweede Kamer het allermoeilijkste vond van zijn vak. Als minister leef je in de ban van de Kamer en de pers, vertelde hij. Bij alles wat hij deed had hij in zijn achterhoofd of hij de Kamer meekreeg en wat de pers erover zou zeggen. Want als je iets verkeerds zegt, word je er genadeloos op afgerekend.

Deze week voerden we een debat met enkele ambtenaren, die op hun departement bekend staan om hun vrije manier waarop ze hun mening naar voren brengen. Doel van het debat was om te verkennen waar de grenzen van de vrijheid van meningsuiting precies liggen op een departement. Rijksambtenaren zijn hoogopgeleiden, die geleerd hebben om zorgvuldig over moeilijke dingen na te denken en problemen in dit land te helpen oplossen. Inhoudelijk moet je intern van mening kunnen verschillen om de inhoud van het beleid op een hoger niveau te tillen, vonden ze. Ook als dat een andere visie is dan de visie van de ambtelijke top of de bewindspersonen. Geen uitspraken waardoor de buitenwacht wild zal opschrikken, maar concrete voorbeelden mochten alleen in afgezwakte vorm in de uiteindelijke tekst komen te staan. Anders verlies ik mijn baan, liet een van de deelnemers geschrokken weten.

Wie heeft nou de macht in dit land? Het Kamerlid, de minister of de ambtenaar? Het lijkt alsof ze eerder elkaar in een angstgreep houden.