Hoe laat je docenten meedenken over onderwijsvernieuwingen en betere leerrendementen? Of, wat meer in het algemeen gezegd: hoe laat je iemand inbreng leveren op iets wat voor hem belangrijk is?
Zoiets komt niet vanzelf, blijkt in het onderwijs. Docenten voelen zich massaal gepasseerd over onderwijsvernieuwingen, terwijl zij daar als professionals toch ideeën over hebben of zouden moeten hebben.
Op diverse scholen zal het best zo zijn dat het management weinig inbreng van docenten toelaat. Maar doen docenten zelf wel voldoende moeite om die ideeën naar voren te brengen? En hebben (of nemen) zij wel de gelegenheid om die ideeën te formuleren? Met een volledige lesweek lukt dat in ieder geval niet, vertelden een rector en een docentenbegeleider mij. De lessen nemen de docent geestelijk zo in beslag, dat er te weinig ruimte is om zijn gedachten te laten dwarrelen.
Toch wordt van werknemers die hoofdarbeid verrichten, volop creativiteit en innovatie verwacht. Sterker nog, zonder voortdurende vernieuwing gaat Europa het in de mondiale economie niet redden. Onderwijsinstellingen, maar ook andere organisaties in de kenniseconomie, zouden daarom net als Google hun werknemers moeten toestaan twintig procent van de werktijd in te ruimen om de gedachten de vrije loop te laten. Dwarreltijd dus.
Het letterlijk geven van ruimte is ook een manier om mensen te betrekken bij iets waar ze op het eerste gezicht niet in geïnteresseerd zijn of nooit over na denken. Een interessant voorbeeld is het boek Vlinders, het boek dat zich nog moet ontpoppen van Annick de Witt. Een zogeheten participatieboek met veel lege bladzijdes, dat pas gevuld zal raken als de lezers zó geinspireerd raken dat ze zelf aan het tekenen, dichten of schrijven slaan. Met de inbreng van de lezers zal volgend jaar het échte boek uitgebracht worden.
Er moet blijkbaar eerst een lege ruimte ontstaan, voordat die met ideeën gevuld kan worden.
Zoiets komt niet vanzelf, blijkt in het onderwijs. Docenten voelen zich massaal gepasseerd over onderwijsvernieuwingen, terwijl zij daar als professionals toch ideeën over hebben of zouden moeten hebben.
Op diverse scholen zal het best zo zijn dat het management weinig inbreng van docenten toelaat. Maar doen docenten zelf wel voldoende moeite om die ideeën naar voren te brengen? En hebben (of nemen) zij wel de gelegenheid om die ideeën te formuleren? Met een volledige lesweek lukt dat in ieder geval niet, vertelden een rector en een docentenbegeleider mij. De lessen nemen de docent geestelijk zo in beslag, dat er te weinig ruimte is om zijn gedachten te laten dwarrelen.
Toch wordt van werknemers die hoofdarbeid verrichten, volop creativiteit en innovatie verwacht. Sterker nog, zonder voortdurende vernieuwing gaat Europa het in de mondiale economie niet redden. Onderwijsinstellingen, maar ook andere organisaties in de kenniseconomie, zouden daarom net als Google hun werknemers moeten toestaan twintig procent van de werktijd in te ruimen om de gedachten de vrije loop te laten. Dwarreltijd dus.
Het letterlijk geven van ruimte is ook een manier om mensen te betrekken bij iets waar ze op het eerste gezicht niet in geïnteresseerd zijn of nooit over na denken. Een interessant voorbeeld is het boek Vlinders, het boek dat zich nog moet ontpoppen van Annick de Witt. Een zogeheten participatieboek met veel lege bladzijdes, dat pas gevuld zal raken als de lezers zó geinspireerd raken dat ze zelf aan het tekenen, dichten of schrijven slaan. Met de inbreng van de lezers zal volgend jaar het échte boek uitgebracht worden.
Er moet blijkbaar eerst een lege ruimte ontstaan, voordat die met ideeën gevuld kan worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten