maandag 17 november 2008

Wolkers' ogen

Jarenlang kun je langs iets heen lopen, zonder dat het je opvalt. Dat kan je zelfs in een museum overkomen, waarbij je toch er juist op gericht bent met je ogen iets nieuws te ontdekken. De ogen van Jan Wolkers waren nog veel scherper.

Zo kan ik me niet herinneren
dat ik bij een vorig bezoek aan museum De Lakenhal in Leiden het fluwelen gordijntje in de hoofdzaal opgemerkt heb. Wolkers bezocht de Lakenhal vanaf zijn vroege jeugd en heeft in diverse werken zijn impressies over de kunstwerken achtergelaten. Het museum leerde hem kijken, opende nieuwe wereldbeelden en inspireerde hem als schrijver. Fragmenten uit onder meer De Walgvogel vormen nu Wolkers’ eigenzinnige commentaar op de oude schilderkunst in het Leidse museum.

Wolkers merkte dus wél het gordijntje op. Toen hij het doek ophoog trok, keek hij in de doordringende ogen van de onbekende man, die in 1521 door Lucas van Leyden geportretteerd werd. Ontelbare bezoekers moeten ook dat gordijntje weggetrokken hebben en hetzelfde ervaren wat Wolkers decennia geleden en ikzelf nu deden.

De Lakenhal biedt met deze aanpak niet een overzichtstentoonstelling in de bekende zin van het woord, maar laat de bezoeker zélf op dwaaltocht gaan door het hele gebouw. De wijze waarop Wolkers ‘Het laatste oordeel’ van dezelfde Lucas van Leyden van commentaar voorziet, maakt dat je nooit meer naar dit fameuze drieluik kunt kijken zonder even te zoeken naar die monsterlijke duivel met de afschrikwekkende hangtiet.

Bijzonder beeldend is ook Wolkers’ relaas over een stoeipartij met koeienstront, groot afgedrukt op de zijwand van de plechtige museumzaal. De ‘materieschilderingen’ van Wolkers met koeienpoep en goudverf naast fijne werkjes uit de Gouden Eeuw staan dan ineens in een logisch verband met elkaar. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Wolkers zijn materiaal net zo nauwkeurig bestudeerde als Rembrandt dat deed bij het schilderen van de goudbrokaten kledingstukken van het portret, dat er pal naast hangt. Zo worden er verrassende verbindingen gelegd: precies wat een tentoonstelling interessant maakt.

Zo dwaal je verder door het gebouw, waar overal schilderijen, beelden, romanfragmenten en gedichten opduiken van Wolkers. Alleen bovenin het museum zijn twee stille zalen helemaal leeg gemaakt voor Wolkers eigen schilderwerk vol stipjes, nopjes en vlekken in allerlei kleurstellingen. Vanaf 1987 schilderde Wolkers alleen nog maar deze ‘gedachtelandschappen’. Daarmee lijkt ook alles gezegd te zijn: meditatieve doeken en verder niks. ‘En zo is het genoeg’, waren de laatste woorden van Wolkers vlak voor zijn overlijden, die hier prachtig op aansluiten. De stilte en deze bijpassende woorden ontroerden me.

Toch ben ik uiteindelijk niet het meest onder de indruk van Wolkers’ kunstwerken zelf. Die vind ik vaak nogal statisch en ééndimensionaal. Het is vooral zijn rauwe, passievolle en toch ook liefdevolle manier van beschouwen, die zo fascineert. Zoals hij zich in een televisieserie verwonderde over de kleine wriemelbeestjes in zijn achtertuin, zo weet hij je postuum ook mee te slepen in De Lakenhal. Anderen laten mee kijken met zijn scherpe blik, dát was zijn talent.

Pas als ik later de afbeelding van Jan Wolkers op de affiche voor deze tentoonstelling zie, valt het me ineens op. Wolkers kijkt je op dit portret bijna vanuit dezelfde hoek aan als de onbekende man van Lucas van Leyden achter het gordijntje in de Lakenhal. Met nóg doordringender ogen.

Gezien: Jan Wolkers in de Lakenhal. Overzichtstentoonstelling van 21 oktober 2008 tm 15 februari 2009


Het portret van Jan Wolkers (1974) dat de affiches van de overzichtstentoonstelling siert.

Geen opmerkingen: