zondag 15 juni 2008

Fans van Fens

Kees Fens was een leergierig, belezen jongetje uit Amsterdam dat het tot hoogleraar schopte. Een leven lang bleef hij jagen op kennis en inzicht, die hij het liefst meteen met anderen wilde delen.
"Dat er een einde komt aan de vervulling van mijn nieuwsgierigheid, vind ik wel een reden tot ontevredenheid."
- Kees Fens over zijn naderende dood.

Zijn grootste faam verwierf hij met zijn doorwrochte maandagochtendstukken in de Volkskrant, die hij tot vlak voor zijn overlijden zaterdagavond gewoon is blijven schrijven. Want als hij niet kon schrijven werd hij somber. Het waren eigengereide stukken, die getuigden van een enorme belezenheid, aldus de fans van Fens.

Persoonlijk bewaar ik veel betere herinneringen aan zijn colleges Moderne Letterkunde op de universiteit. Fens kon zeker schrijven, maar in vertellen was hij nog veel beter. Onder zijn leiding legden we gedichten van Bloem, Achterberg en Marsman onder het mes. Dat er toch zoveel te zeggen viel over op het oog zo ondoorgrondelijke gedichten, was een geweldige eyeopener.

Fens kon zo bevlogen en enthousiast over bepaalde boeken en schrijvers vertellen, dat je ogenblikkelijk zelf ook deelgenoot wilde worden van die ervaringen. Die leeservaringen wist hij te vatten in prachtig gebeeldhouwde oneliners. Om die verdienste is hij wat mij betreft een held.

Gelukkig was zijn smaak heel breed. Hij kon even lyrisch vertellen over Kees de Jongen als over het werk van Leopold en Lucebert. Terug tot Ina Damman van Vestdijk was volgens hem met afstand het hoogtepunt van de Nederlandse naoorlogse literatuur. Volgens hem was de hoofdfiguur Anton Wachter niet verliefd op een meisje van vlees en bloed maar op een idee, een droommeisje in zijn eigen hoofd. Ina Dammans initialen (ID dus) waren volgens hem veelzeggend.

Al was Fens één van de beste hoogleraren aan de universiteit, hij werd voor mij steeds moeilijker te volgen. Bij zijn veel bejubelde krantenstukken ben ik lang geleden al afgehaakt, omdat zijn overpeinzingen over kerkvaders, Dante en Petrarca mij veel te ver gingen. Doorwrocht en erudiet, dat zeker. Maar bepaald niet laagdrempelig.

Omgekeerd kon hij mij trouwens ook niet volgen. Hij was de voorzitter van het comité dat mijn doctoraalbul uitreikte. Mijn scriptie over literatuurrecensies in de krant had ik Tussen loper en lezer gedoopt, verwijzend naar de strategie van de kunstredactie om bij recensies zoveel mogelijk ‘de loper’ uit te leggen naar de lezer. Literatuur zoveel mogelijk toegankelijk maken dus, wat ook een van de missies van Fens zelf was.

Maar de eigenwijze Fens ging natuurlijk dwarsligge. Hij vatte de loper op als krantenbezorger. Zijn felicitatietoespraakje sloot hij af met woorden, die nog altijd in mijn geheugen naklinken: ‘Ik wist niet dat er zóveel gebeurde tussen loper en lezer, dat je daar een duimdikke scriptie over kunt schrijven.’

Fens en ik, wij snapten elkaar niet.

Geen opmerkingen: