Toen onze kennis Karel 56 werd, kreeg hij een gunstig aanbod van de directie om vervroegd uit het werk te stappen. Directie blij, want die zette met deze afvloeiingsregeling eenvoudig enkele honderden werknemers buiten de deur. Karel blij, want hij zou voortaan alle tijd hebben om aan zijn huis te klussen en fietstochtjes te maken.
Maar dat viel tegen voor Karel. Hij schoof het schilderen van de kozijnen steeds weer voor zich uit. Want wat maakte het uit of hij vandaag op de ladder klom of morgen? Een eindje fietsen was ook niet meer zo leuk als vroeger, want hij had geen doel meer voor die tochtjes.
Toen hij de gelegenheid kreeg om folders te gaan bezorgen, maakte hij daar gretig gebruik van. Ten opzichte van het salaris dat hij bij zijn vorige baas altijd verdiend had, waren de verdiensten voor de folders een fooi. Maar hij had tenminste weer een doel in zijn leven om zijn bed voor uit te komen, dus hij was er erg blij mee. Hij kan zich weer nuttig maken en houdt bij wat er in zijn bezorgwijk allemaal gebeurt.
Als de AOW-plannen van het kabinet doorgaan, zal ook de pensioengrens in de praktijk waarschijnlijk bij 67 jaar komen te liggen. Dat betekent dat in de toekomst mensen dik tien jaar later afscheid nemen van hun werkende leven dan Karel. Worden de lange doorwerkers daarmee beroofd van levensgeluk? Gelet op de ervaringen van Karel denk ik van niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten