Pas drie dagen ben ik uit mijn ei, maar ik ben al door tientallen kinderhandjes gegaan. Het voorjaar betekent domweg hard werken voor ons. In dik vier weken tijd komen bijna honderd kleutergroepen naar onze kinderboerderij om met ons en de andere versgeboren dieren kennis te maken.
De meester van het leslokaal leert de kleuters dat ze ons voorzichtig met één handje moeten oppakken en mij niet door het hele lokaal heen mogen voeren. Dan begin ik te piepen, want ik wil weten waar mijn broertjes en zusjes zijn. Maar als een kind een mooi holletje van zijn knuistjes maakt, word ik rustig en knijp ik zelfs graag mijn kraaloogjes toe.
Dan heb ik er zelfs wel even vrede mee dat ik voortdurend in en uit de bak met de warme lamp getakeld wordt. Hoe beter deze kinderen voelen hoe zacht mijn dons is en hoe snel mijn hartje in mijn kleine lijfje klopt, hoe meer kans dat ze respect gaan voelen voor de natuur. Voor veel kinderen is natuur iets engs, vies of ongezonds. Wij moeten het lieflijke tegenwicht vormen voor de angst voor eikenprocessenrupsen met brandharen, oprukkende muggen en teken die de ziekte van Lyme verspreiden.
Ik zou trouwens niet willen beweren dat de natuur lief en goed is. We hadden een zwak broertje in onze bak. Samen met mijn broertjes en zusjes heb ik hem naar de rand van de bak geduwd. Toen een van de medewerkers van de Kinderboerderij hem weer terug onder de warmtelamp legde, begonnen we hem onmiddellijk weer te pikken. Wie niet sterk genoeg is, moet weg.
Toch zijn wij schattig om te zien. Op een of andere manier laten wij de harten van de bezoekers nóg harder smelten dan andere dierenbaby's. Bij het bezoek van de kleuters zijn wij telkens het hoogtepunt. Misschien omdat we zo fragiel en pluizig zijn. Zelfs stuurse pubers maak ik week. Als knuffelkuiken ben ik het geheime wapen van de medewerkers van de kinderboerderij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten