donderdag 25 december 2008

Slimmer omgaan met ideeënmakers

Mensen die hemel en aarde bewegen om een idee tot uitvoering te brengen, fascineren mij. Als zij werkelijk overtuigd zijn van de waarde van hun idee, komt dat idee linksom of rechtsom wel tot uitvoering. J.K. Rowling vond aanvankelijk bij geen enkele uitgeverij gehoor voor haar Harry Potterboek. We weten allemaal hoe het afgelopen is met haar werk.

Toch vraag ik mij af waarom organisaties vaak zo wantrouwend reageren en vele goede ideeën afwijzen of negeren. Je zou zeggen dat organisaties juist staan te trappelen om mensen met nieuwe ideeën een kans te geven. Geen bedrijf of organisatie kan immers zonder goede ideeën. Europa heeft 2009 zelfs uitgeroepen tot het jaar van de creativiteit en innovatie.

Maar al zegt een organisatie innovatief te willen zijn, dan ontmoeten ideeënmakers nog steeds veel beren op te weg. Te veel werk, te duur en te vreemd: talrijke argumenten worden er uit de kast gehaald om een idee ter zijde te schuiven. Bij een zorgverzekeraar hoorde ik laatst zelfs het argument van 'te veel': de organisatie wierp een dam op tegen ideeën, omdat er meer aangeleverd werden dan uitgewerkt konden worden. Logisch dat niet iedere losse flodder op een warm onthaal kan rekenen, maar je zult maar net dat ene gouden idee mislopen.

De mensen die écht een goed idee hebben, moeten in ieder geval het nodige doorzettingsvermogen ontwikkelen. Beroemd is het verhaal van Arthur Fry, de uitvinder van de post-it blaadjes. De marketingafdeling zag aanvankelijk helemaal niets in dit idee. Fry liet in het geheim en op eigen kosten een voorraad post-it-blaadjes maken. Hij gaf deze post-its aan de secretaresses van de directie van 3M, die de blaadjes vervolgens met groot enthousiasme gingen gebruiken. Na een poosje kwam een directeur zelf om de post-its vragen. Dát was het moment dat eindelijk het besluit viel om de post-its in productie te nemen.

Hoogleraar Matthieu Weggeman (kennis- en innovatiemanagement) stelt in Intermediair dat in dit soort gevallen enige burgerlijke ongehoorzaamheid onvermijdelijk is. Wie een idee heeft waar hij echt in gelooft, moet dat gewoon gaan uitwerken. Het is gemakkelijker te vragen om vergiffenis dan om toestemming.

Wat kunnen organisaties hier nou van leren? Ze moeten in ieder geval kijken naar de fanatieke werkers, die ook in hun privétijd met 'dingetjes' bezig zijn. Daar zitten de echt betrokken mensen, die méér willen dan alleen maar de targets uit het doelengesprek te halen. Het stellen van doelen is sowieso niet erg productief om een organisatie vooruit te helpen, want die werken doorgaans middelmatigheid in de hand. Een target moet immers wel gehaald worden, dus is het voor veel werknemers veiliger om een doel te kiezen dat vooral haalbaar is.

Een mooi idee zet de bedenker in vuur en vlam. Het is eenzelfde soort gevoel als verliefdheid. Het zou me niet verbazen als dezelfde soort hormonen aan het werk zijn. En die zouden ook wel eens de stuwkracht kunnen verklaren van ideeënmakers om ervoor te zorgen dat de liefde eindelijk beantwoord wordt!

Meer ideeënmakers:

vrijdag 19 december 2008

Laat je hoofdpersoon ook aankomen op het strand


Als je in een verhaal schrijft dat je hoofdpersonage naar het strand gaat, dan moet je hem of haar daar ook laten arriveren. Het klinkt voor de hand liggend, maar ik had dit detail in mijn verhaal toch even over het hoofd gezien.

Voor mij was het strand alleen een decor, een achtergrondje, een beetje couleur locale. Ik wilde namelijk in de eerste plaats schrijven over een vrouw die zich ontworstelt aan een beklemmend milieu en de wijde wereld invliegt. En dat alles doorvlochten met kwesties van liefde, leven en dood.

De afgelopen weken volgde ik een cursus literaire technieken voor waargebeurde verhalen om te leren hoe je een bestaand verhaal op een spannende en aantrekkelijke manier opschrijft. Het werken met een spanningsboog is dagelijkse kost, maar in een groot verhaal blijkt dit veel ingewikkelder te zijn.

Zo is het in de journalistiek het heel gebruikelijk om je artikel te beginnen met een zogeheten 'James Bond-opening' . Een spectaculaire passage, waardoor de lezer midden in de actie zit en onmiddellijk bij de kladden gegrepen wordt. In een langer verhaal blijkt zo'n overrompelende scène helemaal niet te werken. Om mee te leven met de hoofdpersoon moet de lezer juist de held of heldin eerst leren kennen. Dat vereist een geleidelijke spanningsopbouw en een introductie van zijn belangrijkste motieven.

Lange waargebeurde verhalen vereisen vooral meer subtiliteit en dosering dan in een journalistiek artikel, is mij nu duidelijk. Een schrijver dient zijn hoofdpersonage met slechts een beperkt aantal fysieke ongemakken tegelijkertijd op te zadelen, want het wordt de lezer al snel te veel. En de beschrijving van een overlijdensgeval én de geboorte van een kind op één pagina, zoals ikzelf deed, was helemaal teveel van het goede.

Waargebeurde verhalen zijn soms overvol met heftige gebeurtenissen, maar dan is het toch aan de schrijver om te selecteren. Hij heeft de taak de lezer geleidelijk van het ene naar het andere life-event te begeleiden en na ingrijpende gebeurtenissen zachtjes op te vangen.

Gelukkig blijk ik niet de enige te zijn die met dit soort dingen worstelt. Schrijfster Judith Koelemeijer, de leidster van de cursus, heeft zelf jaren erover gedaan om haar twee boeken Het zwijgen van Maria Zachea en Anna Boom in een goede vorm te gieten. "Er zijn dagen dat je maar vijf zinnen verder komt", vertelde ze.

Om de verhaaltechnieken onder de knie te krijgen, kan ik in ieder geval veel lezen. De Nederlandse literatuur kent steeds meer goede voorbeelden van prachtige non-fictiewerken, zoals het oeuvre van Geert Mak en Frank Westerman. En verder neem ik de tip van Judith Koelemeijer ter harte om gewoon een blokje om te gaan als je naar treffende beelden zoekt om grote gebeurtenissen rondom liefde, leven en dood op een oorspronkelijke manier op papier te krijgen. Naar het strand bijvoorbeeld.

donderdag 18 december 2008

De herder en zijn nukkige kudde

Wat draagt een herder als hoofddeksel en waar haal je zo gauw een arreslee vandaan? Het zijn gewichtige vragen voor kinderhoofdjes.

Niels is uitverkoren voor de rol van herder in het kerstspel en dat heeft hem de afgelopen week behoorlijk veel stress opgeleverd. Zijn uitdossing wisten we te nog wel regelen door een gebreide plaid in schaapskleuren van een flink gat te voorzien, waar hij zijn hoofd doorheen kon steken. Jasper heeft behulpzaam de inkeping met stiksteken vastgezet, zodat het breisel niet verder uitrafelt. Een riem erom heen en klaar. Zijn hoofddeksel zorgde voor heel wat meer discussies in huis. Uiteindelijk draagt hij een iets te kleurige doek met een touw er omheen, zodat hij in de verte wel aan een oosters heerschap doet denken.

Naar mate de week vorderde, kregen we meer zicht op de tamelijk bizarre verhaallijn van het kerstspel. Bij nader inzien had hij net zo goed een bontmuts op kunnen zetten. Hij bleek namelijk geen schapen onder zijn hoede te hebben als herder, maar rendieren bij de Poolcirkel en een zielig hertje.

De zorgen over de juiste uitdossing vielen bovendien in het niet bij een veel groter probleem, namelijk dat zijn kudde bij het instuderen totaal niet meewerkte. Zonder begeleiding van juf of ouder gingen de andere toneelspelertjes liever pakkertje spelen dan volgzaam zijn enorme herdersstaf achterna sjokken. Het meest irritante was volgens Niels nog wel dat de spelers moesten flauwvallen, maar dat ze al liggend bleven doorgiebelen.

Gisteren kondigde Niels aan dat hij goed nieuws én slecht nieuws had over de vorderingen. Het goede nieuws was dat een nieuwe instudeerpoging een iets beter resultaat had opgeleverd dan de dagen ervoor. Het slechte nieuws was dat hij het resultaat nog steeds beroerd vond. Ondertussen hadden de kinderen ook nog bedacht dat er een arreslee moest komen om het geheel te completeren.

Dat wordt al met al een toneeluitvoering met een open einde met een groot beroep op het improvisatievermogen van zowel spelers als toeschouwers. Ik ben heel benieuwd of hij vandaag bij het optreden zijn kudde binnen de leibanden van de denkbeeldige arreslee krijgt.

Naschrift: Het meisje dat het zielige hertje zou spelen, bleek vandaag bij de uitvoering ziek te zijn. Een ander kind is moeiteloos in het gat gesprongen en heeft de rol met verve gespeeld. De toeschouwers hebben van dit alles niets in de gaten gehad en zelfs de verdwenen arreslee niet gemist.

maandag 15 december 2008

Meer voedselschaarste


Een evenement is niet compleet zonder hamburgertent, friet- of poffertjeskraam. In ieder winkelcentrum of treinstation hoef je maar een klein stukje te lopen naar een plek waar je je eetlust onmiddellijk kunt bevredigen. Voedsel is altijd binnen handbereik, zo leren we al op jonge leeftijd. Vrijwel geen enkele moeder gaat zonder een voorraad koekjes en drinkflesjes in de buggy de deur uit, zodat iedere dringende hongeraanval van de peuter direct gestild kan worden.

Na een jaartje of veertig van welvaart en overvloed heeft ons menselijke systeem nog steeds niet in de gaten dat de omstandigheden inmiddels drastisch veranderd zijn. We gedragen ons net zo als in onze holbewonerstijd, toen het belangrijk was om in schaarste te overleven. Want nog steeds hebben we de drang om op te eten wat we tegenkomen, want je weet maar nooit of er morgen nog wat is.

Versnelde evolutie dringend nodig
Die dingen werkten toen er schaarste was, maar met de overvloed van nu ontspoort het systeem. Vooral deze tijd van het jaar, met alle decemberfeesten en bijbehorende eetfestijnen. Het oliebollenvet was ooit misschien belangrijk om ons getaande lijf te beschermen tegen strenge winterkou, maar sinds de intrede van de kwakkelwinters redden we het ook wel zonder winterslaap en extra huidlagen. Een versnelde evolutie is dus dringend gewenst.

Terwijl de chocoladeletters van het Sinterklaasfeest nog in de kast opgestapeld staan, staat de volgende voedselpiek weer voor de deur. Komend weekeinde geven we gemiddeld zo’n 85 euro uit aan een klassiek driegangen-kerstmenu of anders de gerechtjes voor gourmet, steengrill, kaas- of vleesfondue, blijkt uit het jaarlijkse marktonderzoek 'Hoe eet Nederland met kerst' van Albert Heijn. Om de inkooppiek op 23 december te mijden, is menigeen nu al aan het inslaan. En dan nog zullen velen op de dag vóór kerst nog enkele winkels bezoeken voor de verse spullen en vergeten etenswaren. Want daarna zijn de winkels maar liefst twéé dagen dicht!

Als we niet hoeven te bewegen, doen we het niet
Ons menselijke systeem zorgt er niet alleen voor dat we zoveel mogelijk eten wat we tegenkomen, maar ook dat we onze energie sparen. Als we niet hoeven te bewegen, doen we het niet, want je zou toch maar ineens moeten vluchten voor een holenbeer. Het druist dus wel heel erg tegen onze natuur in om tijdens de kerstdagen eens lekker actief te doen.

Ik zie maar twee oplossingen. Of onmiddellijk een strenge winter, zodat we wel moeten gaan schaatsen. Of de supermarkten nog veel meer dagen dichthouden, zodat we een heel eind moeten lopen naar de dichtstbijzijnde avondwinkel.

zaterdag 13 december 2008

Het belang van een notitieboekje

Een notitieblokje is op het eerste gezicht niet meer dan een verzameling blanco pagina's met een mooie kaft er om heen. Voor de schrijver is het echter waardevol gereedschap, meer nog dan een goede pen.

Opschrijven in een notitieblokje is namelijk het begin van schrijven. Door je invallen te noteren, word je gedwongen om je gedachte voor een deel uit te werken. Ook is het gebruik van een notitieboekje een rustbrenger. Wat je opschrijft blijft bewaard, dus kun je je gedachten aan andere zaken wijden. Het is een zaaibed, waar vele zaadjes nooit zullen ontkiemen. Maar een enkel zaadje brengt je later toch nog op een belangrijk idee.

Het notitieboekje geeft ook inzicht in de manier waarop je denkt, werkt en schrijft. Wat verzamel je allemaal? Hoe snel kom je tot een inzicht? Een notitieboek is eigenlijk een manier om in je eigen brein te kijken. Dat verklaart ook dat eigenaren van notitieblokken dat boekje graag strikt privé houden.

Kunstenaars en wetenschappers kennen het belang van notitieboekjes. Er zijn veel boekjes bewaard gebleven van beroemd geworden eigenaren. Thomas Edison schreef 3400 notitieblokjes van elk 200 pagina's vol met observaties, invallen en overpeinzingen. Van Leonardo da Vinci zijn ruim zevenduizend bladzijden bewaard gebleven met krabbels van grappen, fabels, waarnemingen en overpeinzingen over uiteenlopende onderwerpen als anatomie, plantkunde, geologie en schilderingen.

Er zijn diverse manieren om een notitieboekje te gebruiken. Ik geef hier enkele mogelijkheden, waarmee je aan de slag kunt.
  • Neem altijd een notitieboekje mee. Je weet nooit wanneer de gouden inval komt.
  • Stop het boekje niet te diep weg. Op de lange roltrap moet je even iets kunnen noteren.
  • Kies je voor een alles-in-een-boekje of voor iedere schrijfbehoefte een apart boekje? Wie ordelijk is, heeft meer aan verschillende boekjes. Een alles-in-één-boekje kan ook voldoen. Je kunt een indexeersysteem in het leven roepen(trefwoorden achterin noteren met de paginanummer erbij) of door het boekje in diverse secties te verdelen.
  • Beschrijf één kant van de pagina, zodat je op de rest van de ruimte aanvullende notities kunt maken.
  • Vul je aantekenboek aan met plakboeken of mappen over verschillende onderwerpen die je interesseren. Knip kranten- of tijdschriften uit, verzamel citaten en plaatjes.
  • Noteer eerste indrukken van personen of onderwerpen. Je intuïtie werkt dan het beste.
  • Hou bij het schrijven van een groot werk altijd een logboek bij. Eerdere gedachten over de aanpak en invalshoeken kunnen je later weer op gang helpen als je vastloopt.
  • Schrijf vragen op over zaken die jij belangrijk vindt. Laat de rest van de bladzijde leeg. Gaandeweg kun je de bladzijdes vullen met aanvullende gedachten, vondsten en observaties.
  • Blader regelmatig door je boekje. Diverse notities rijgen zich aaneen en brengen je weer op een nieuw spoor.

woensdag 3 december 2008

Hoe je een interviewpartner ontdooit

Interviewen is het allerleukste van mijn werk, naast schrijven natuurlijk. En dan niet per telefoon, want dat is me vaak te vluchtig. Nee, ik wil bij iemand op bezoek en een mooi persoonlijk gesprek voeren.

Echt contact maken vinden de meeste interviewpartners zelf trouwens ook prettig. Bijna iedereen vindt het leuk om zijn activiteiten en achterliggende gedachten uit de doeken te doen aan iemand die daaraan speciaal aandacht schenkt.

Slechts een enkele keer tref ik een technocraat, die hoofdzakelijk over cijfertjes en procedures wil vertellen. Maar zelfs de grootste procedurefreak blijkt te ontdooien als ik naar zijn drijfveren vraag. Zoals vorige week, toen ik na een uur praten over systemen, modules en controles mijn interviewpartner vroeg waarom hij zelf dit werk zo leuk vond. Ik had allerlei soorten antwoorden verwacht, maar niet dat ménsen zijn grote passie waren. Als psycholoog wilde hij er alles aan doen om het welzijn van de mensen om hem heen te verbeteren.

Iedere interviewpartner heeft een eigen gebruiksaanwijzing, dus de uitdaging is om die te ontdekken. Vandaag trof ik een topman, die volgens mijn bronnen een buitengewoon goed benaderbare persoon was. Maar hij reageerde een beetje vreemd, want hij keek naar buiten in plaats van naar mij als zijn gesprekspartner. Ook raakte hij geïrriteerd wanneer ik hem onderbrak of hem een kant opstuurde die hij niet wilde. Ik bleek geïntroduceerd te zijn als de journaliste die hem binnenstebuiten kwam keren en daar had hij overduidelijk weinig trek in.

Ik ontdekte dat het bij hem weinig zin had om op het scherpst van de snede door te vragen. Daarom schoof ik mijn stoel naar achteren en liet hem zijn eigen gedachten verwoorden. Dat hij steeds naar buiten keek, bleek toen ineens heel vruchtbaar. Hij vertelde over zijn Brabantse afkomst, de ware betekenis van een Bourgondische levensstijl, nestwarmte, vertrouwen, zijn voorbeeldfiguren, zijn persoonlijke beleving van het geloof en ontvouwde uiteindelijk ook zijn beeld van het hiernamaals. Zijn inspiratie haalde hij uit de levensverhalen van historische personen, die bewust ervoor kozen om niet voor het eigen gewin te gaan. En dat allemaal in één uur tijd!

Maar na dat uur was het ook ineens klaar. Plotsklaps was zijn geduld verdwenen en stond hij bruusk op om zijn mails te checken. Hij drukte me op de valreep zijn visitekaartje nog in de hand en dat was het dan. Een beetje overdonderd stond ik even later op de directiegang vol glaswanden en enorme kunstwerken. Maar ik ging heel gelukkig naar huis.

maandag 1 december 2008

Sinterklaas, wie kent hem niet

Sinterklaassurprises in wording

Nog maar drie nachtjes slapen en dan moet alles klaar zijn voor de zak. Dé Zak van Sinterklaas natuurlijk, waar alle pakjes in moeten. Dus zijn we volop aan het knutselen, want dit jaar zijn er voor het eerst surprises te verdelen. En nu het gedicht nog...

Onze kinderen zijn daar beter in dan wij, blijkt nu al. In ieder geval wat timing betreft, want hun surprises zijn al lang klaar. Hoe ik dat weet? Simpel. Toen ik het deurtje van het kastje op zolder opentrok om enkele pakjes te verbergen, bleek mijn favoriete verstopplek al bezet. Ik stond oog in oog met flink pakket met het reuze-opschrift MAMA. Ik moest dus snel op zoek naar een andere goede kadootjesverbergplek.

Sinterklaas lijkt dit jaar trouwens wel goed op dreef. Gisteren troffen we hem temidden van een grote kinderschare, maar het waren vooral de ouders die hij flink aanpakte. Ouders die slechts twee coupletten van Zie de Maan schijnt door de bomen konden zingen? Schandelijk. En moeders die hun kinderen kip jambalaya lieten eten, moesten plechtig beloven dit voortaan nog maar maximaal één keer per maand te doen. Tegenwoordig worden niet de kinderen gemaand om netjes alles op te eten, maar de moeders terechtgewezen dat ze kindvriendelijker moeten koken.

En dat terwijl Sint zelf een uitgesproken smaak bleek te hebben. De Goedheiligman beloofde later op de avond terug te komen om mee genieten van de Chardonnay Sauvignon, die hij ons zag wegnippen. We hebben hem niet meer gezien. Jammer, want met deze Sinterklaas is vast een pittig gesprek te voeren!

vrijdag 28 november 2008

De werkplek als energizer

Beeld van Jan Snoeck


Rijkswaterstaat heeft deze maand een gloednieuw LEF Future Center geopend om creativiteit en innovatie bij ambtenaren aan te jagen. In deze ruimte van drieduizend vierkante meter worden alle zintuigen en het brein geprikkeld, zodat de gebruikers anders leren denken. Zo kunnen zij met nieuwe creatieve oplossingen komen voor bijvoorbeeld het fileprobleem.

Het 'loungehok' met speciale 'energizers' voor de vermoeide ambtenaar heeft al de nodige kritiek geoogst. Van een aantal Tweede Kamerleden bijvoorbeeld, die vinden dat er 5 miljoen euro over de balk is gegooid.

Op het eerste gezicht klinkt het inderdaad overdreven om van een informele en creatief ingerichte ruimte een grote stroom van vernieuwende ideeën te verwachten. Maar waarom zou een positieve omgeving mensen niet tot mooie dingen stimuleren en een negatieve omgeving wèl tot gedragsverandering aanzetten? Want inmiddels is wetenschappelijk bewezen dat een wanordelijke omgeving mensen aanzet tot wangedrag. Wetenschappers van de universiteit van Groningen leverden onlangs het bewijs voor de 'Broken window theory', waarmee in de jaren negentig al in New York geëxperimenteerd was. Hoe meer verloedering, hoe meer mensen geneigd zijn tot diefstal en ander normvervagend gedrag.

Jeroen Busscher, schrijver van het boek Pimp je afdeling, gelooft zelfs dat de verandering van werkomgeving een van de krachtigste middelen is om een groep medewerkers ondernemender, klantvriendelijker of innovatiever te maken. Nu hoef je van de kantoortuin niet per sé een ballenbak te maken, maar een stuk vrolijker en inspirerender kan het vaak wel. En dat loont. Adviesbureau &Samhoud claimt zelfs een omzetgroei van 30 procent te boeken met een inspirerende werkomgeving. Dit kantoor koestert zijn bibliotheek, voetbaltafel en 'wolkenkamer' en heeft daarnaast door het hele pand ontmoetings- en stilteruimtes.

Hier een aantal manieren om de werkplek creatiever en inspirerender te maken, in aanvulling op de ideeën van Busscher:

1. De inspiratiewand:
Zet een kast met vakjes op een centrale plek, waarin iedereen iets dierbaars zet.
2. Meer denkruimte
Zorg voor mogelijkheden om de verlichting aan te passen. Het uitlichten van het plafond maakt je 'denkruimte' groter.
3. Net als thuis
Zet een keukentafel met een koffietzetapparaat en een schaaltje koekjes op kantoor. Of richt een huiselijke lunchtafel in.
4. Aan de picknicktafel
Zet picknicktafels neer in plaats van vergadertafels. Je zit daardoor fysiek dichter bij elkaar, wat tot heel andere gesprekken leidt over wat mensen werkelijk willen bereiken, betoogt The BrainstormClub. Of ga nog een stap verder en vervang ook de bureaus door picknicktafels.
5. Ideeënwand
Maak een groot prikbord waar iedereen zijn knipsels en aantekeningen met kansen en ideeën kwijt kan. Het liefst in de buurt van de koffieautomaat, die toch vaak een favoriete hangplek blijft.
6. Zelfgekozen kunst aan de muur
Laat ieder kwartaal een wisselend groepje een nieuw kunstwerk uitzoeken bij de Kunstuitleen. Dat levert niet alleen regelmatig een nieuw kunstwerk op, maar ook een gesprek over elkaars smaak en voorkeuren. Een reproductie van De Kus van Gustav Klimt op de werkplek is trouwens de favoriete stressverminderaar van vrouwen, bleek onlangs uit een ander onderzoek.

Andere ideeën voor inspirerende werkplekken op dit blog:

woensdag 26 november 2008

Alice in politiek Den Haag


Toen Corrie Hermann in 1998 verkozen werd tot Kamerlid namens GroenLinks, volgde ik als verslaggever haar politieke entree. Op de verkiezingsavond waarde deze gepensioneerde GGD-arts in Den Haag rond als Alice in Wonderland, schreef ik de volgende dag in de krant. Hermann vond het geweldig om vergeleken te worden met het kleine meisje, vertelde ze me later. Het beroemde kinderboek van Lewis Caroll behoorde tot haar lievelingswerken. De passage over de Cheshire Cat, de grijnzende kat die in het niets kan oplossen, kende ze uit haar hoofd.

Lang bleef Hermann niet in de politiek. Ze ontmoette veel onbegrip dat ze als gezondheidsspecialiste in de Kamer geen enkele behoefte had om de strijd aan te gaan met minister Els Borst. De twee artsen begrepen elkaar als vakgenoten veel te goed.

Veel Kamerleden maakten zich druk over de citatenindex van het weekblad Intermediair, waaruit op te maken viel hoe vaak je in de media ‘genoemd’ werd. Bij diverse fracties voorspelde de plek op deze lijst je plaats op de kandidatenlijst voor de volgende verkiezingen. Zo niet Corrie Hermann, die op deze citatenlijst vrijwel onderaan bungelde.

Over dit soort Haagse belangrijkheden bleef ze zich verwonderen. Maar niet zoals Alice dat deed, denk ik achteraf. Eerder als de grijnzende Cheshire Cat.

Meer oh-shit-momenten

Een bewonerskrant waarin nóóit een bewoner aan het woord komt. Een klant die zich laat voorstaan op zijn kritische en open benadering, maar die in zijn relatieblad geen interview wil met een meneer die het dalende aantal ijsberen op de Noordpool in twijfel trekt. Nee, het is zeker niet altijd feest om in de bedrijfsjournalistiek actief te zijn.

Zeven bazen lazen mee
Zo had ik onlangs een interview met twee ambtenaren, die vertelden over de intensievere samenwerking van handvol overheidsdiensten. Het leverde een boeiend verhaal op over vallen en opstaan, voorzien van een rijtje positieve aanknopingspunten voor de toekomst. Maar kennelijk was de samenwerking toch nog niet zo jofel, want behalve de twee geïnterviewden moesten nog zeven bazen op de achtergrond meelezen. Ardige anekdotes en concrete cijfertjes over behaalde resultaten haalden het verhaal uiteindelijk niet, want er was telkens wel een persoon die daar toch een risicootje inzag.

Ik vermoed dat de twee mensen die ik geïnterviewd heb, daar niet zo mee zitten. Misschien krijgen ze straks zelfs wel complimenten over het mooie samenwerkingsverhaal in het relatieblad van hun directe bazen. Ik vrees alleen dat de lezers massaal afhaken bij een artikel waarin ongeveer hetzelfde te lezen is als in een gemiddelde brochuretekst. Want lezers worden pas bij de kladden gegrepen door verhalen over mensen van vlees en bloed, die wel eens een misstapje maken.

Ieder verhaal zijn eigen held
In ieder verhaal hoort namelijk een held te zitten, die tegen een probleem oploopt en dat op te lossen valt. Dat kan een geweldig dilemma zijn, een schrijnend conflict of een andere moeilijkheid. Schrijvers van soaps zijn er zelfs in gespecialiseerd om zoveel mogelijk van dit soort problemen op te werpen. Hoe meer klippen, hoe beter. Heeft net het ene personage een huwelijkscrisis overwonnen, krijgt zijn medespeler het bericht dat hij een vreselijke ziekte onder de leden heeft. Het geheim van ieder goed verhaal zijn pieken én dalen. “In ieder verhaal moeten voldoende oh-shit-momenten zitten”, zei een filmmaker eens.

Een verhaal met voldoende oh-shit-momenten: dat wens ik de artikelen in relatie- en personeelsbladen ook toe.

dinsdag 25 november 2008

Warming up voor ideeënmaken


Als sporter of muzikant zou je het niet in je hoofd halen om zomaar vanuit het niets intensief te gaan bewegen of musiceren. Daar hoort een warming up bij.

Datzelfde geldt net zo goed voor een goede brainstorm. De hersenhelften moeten even losgemaakt en op gang gebracht worden om ervoor te zorgen dat de neuronen nieuwe paden in de hersenen gaan zoeken. Zonder 'nieuwe wegen' in het brein immers geen nieuwe ideeën.

Enkele ideeën voor een warming-up voor hersencellen:

1. Wat ziet de ontwakende Doornroosje...

In de film Goodbye Lenin is te zien hoe een vrouw in Oost-Berlijn in coma raakt en wakker wordt na de Val van de Muur. Haar wereld is compleet veranderd, terwijl ze in coma lag.
Denk je even in dat je zelf als Doornroosje in een langdurige slaap valt. Niet honderd jaar, maar begin met een jaartje of drie. Ook in deze tussentijd is de wereld behoorlijk veranderd. Bedenk voor welke verrassingen je bij het ontwaken komt te staan: het klimaat, de politiek, internet, omgangsvormen....

2. Roodkapje meets Willy Wonka

Roodkapje is net door de jager uit de wolvenbuik verlost. Om de goede afloop te vieren, heeft ze nog een gezellig uurtje doorgebracht met haar oma en de jager. Met zijn drietjes hebben ze haar meegebrachte koekjes opgepeuzeld. Daarna hebben oma en de jager de fles wijn soldaat gemaakt.

Nu keert ze terug naar het Grote Bos naar haar eigen huis. Maar naarmate ze dichter bij huis komt, gaat ze steeds langzamer lopen. Ze is veel later thuis dan afgesproken, dus daar zal haar moeder niet blij mee zijn... Bovendien heeft ze sowieso een probleem met haar moeder, want de waarschuwing om het bospad niet te verlaten heeft ze in de wind geslagen.

Omdat ze zo langzaam loopt, valt haar oog ineens op een stuk glinsterend papier. Het is een Gouden Toegangskaartje voor Willy Wonka's chocoladefabriek! Wat doet Roodkapje?

3. Klein Duimpje is creatief met kruimels

Klein Duimpje gebruikte broodkruimeltjes om een spoor te leggen. Noem nog zeven andere toepassingen van brood.

4. Sneeuwwitje, maar dan omgekeerd

Sneeuwwitje ging dwars op een aantal dwergenbedjes liggen om te kunnen slapen. Hoe zou het sprookje verlopen als Sneeuwwitje een piepklein meisje was, die in een huis bij zeven reuzen terecht was gekomen?

Ik lees graag je oplossingen!

vrijdag 21 november 2008

Baracks verhaal

Nu Barack Obama zo overtuigend de Amerikaanse presidentsverkiezingen gewonnen heeft, kun je overal lezen hoe het zover gekomen is. De hoop die hij de Amerikanen gaf. Of nee, toch eerder de manier waarop hij in zijn speeches die hoop onder woorden wist te brengen. Of nee, hij heeft eigenlijk de verkiezingen gewonnen omdat hij zwart was. Want daar komt het - kort door de bocht geformuleerd - toch wel op neer.

Obama beheerste de klassieke overtuigingsmiddelen uit de rhetoricakunst van Aristoteles - pathos, ethos en logos - tot in de puntjes. Hij was overtuigend, betrokken en gebruikte ingenieuze drieslagen om zijn argumenten kracht bij te zetten. Hij benutte zijn muzikale gevoel voor ritme en binnenrijm. Hij doorspekte zijn verhaal met passie en doorleefdheid. Dat kon hij ook, want hij schreef zijn - nu al legendarische - speeches grotendeels zelf.

Maar het allerbelangrijkste was toch wel dat hij gewoon een ijzersterk verhaal had. Een blanke moeder, een zwarte vader die al jong omkwam bij een auto-ongeluk, een scheiding toen hij 2 jaar was, opvoeding door zijn grootouders, buitengewoon slim als student en uiteindelijk president van Amerika. In deze verhaallijn is onmiddellijk het oer-Amerikaanse verhaal te herkennen van de krantenjongen die het tot miljonair schopt. En daarmee dring je rechtstreeks door in de harten van de kiezers.

Mijn eigen levensverhaal is niet zo spectaculair als dat van Obama, dus daarmee zou ik zelf bij de Amerikaanse verkiezingen beslist op achterstand staan. Al is het achteraf gezien wel een wonderlijke geschiedenis dat Obama won, juist omdat hij van zwarte en eenvoudige afkomst was. Nog niet zo lang geleden verkondigden Amerikawatchers in de journalistiek immers nog met grote stelligheid dat de Verenigde Staten nog lang niet toe zijn aan een president met een kleurtje. Wat een goed verhaal al niet kan doen.

maandag 17 november 2008

Wolkers' ogen

Jarenlang kun je langs iets heen lopen, zonder dat het je opvalt. Dat kan je zelfs in een museum overkomen, waarbij je toch er juist op gericht bent met je ogen iets nieuws te ontdekken. De ogen van Jan Wolkers waren nog veel scherper.

Zo kan ik me niet herinneren
dat ik bij een vorig bezoek aan museum De Lakenhal in Leiden het fluwelen gordijntje in de hoofdzaal opgemerkt heb. Wolkers bezocht de Lakenhal vanaf zijn vroege jeugd en heeft in diverse werken zijn impressies over de kunstwerken achtergelaten. Het museum leerde hem kijken, opende nieuwe wereldbeelden en inspireerde hem als schrijver. Fragmenten uit onder meer De Walgvogel vormen nu Wolkers’ eigenzinnige commentaar op de oude schilderkunst in het Leidse museum.

Wolkers merkte dus wél het gordijntje op. Toen hij het doek ophoog trok, keek hij in de doordringende ogen van de onbekende man, die in 1521 door Lucas van Leyden geportretteerd werd. Ontelbare bezoekers moeten ook dat gordijntje weggetrokken hebben en hetzelfde ervaren wat Wolkers decennia geleden en ikzelf nu deden.

De Lakenhal biedt met deze aanpak niet een overzichtstentoonstelling in de bekende zin van het woord, maar laat de bezoeker zélf op dwaaltocht gaan door het hele gebouw. De wijze waarop Wolkers ‘Het laatste oordeel’ van dezelfde Lucas van Leyden van commentaar voorziet, maakt dat je nooit meer naar dit fameuze drieluik kunt kijken zonder even te zoeken naar die monsterlijke duivel met de afschrikwekkende hangtiet.

Bijzonder beeldend is ook Wolkers’ relaas over een stoeipartij met koeienstront, groot afgedrukt op de zijwand van de plechtige museumzaal. De ‘materieschilderingen’ van Wolkers met koeienpoep en goudverf naast fijne werkjes uit de Gouden Eeuw staan dan ineens in een logisch verband met elkaar. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Wolkers zijn materiaal net zo nauwkeurig bestudeerde als Rembrandt dat deed bij het schilderen van de goudbrokaten kledingstukken van het portret, dat er pal naast hangt. Zo worden er verrassende verbindingen gelegd: precies wat een tentoonstelling interessant maakt.

Zo dwaal je verder door het gebouw, waar overal schilderijen, beelden, romanfragmenten en gedichten opduiken van Wolkers. Alleen bovenin het museum zijn twee stille zalen helemaal leeg gemaakt voor Wolkers eigen schilderwerk vol stipjes, nopjes en vlekken in allerlei kleurstellingen. Vanaf 1987 schilderde Wolkers alleen nog maar deze ‘gedachtelandschappen’. Daarmee lijkt ook alles gezegd te zijn: meditatieve doeken en verder niks. ‘En zo is het genoeg’, waren de laatste woorden van Wolkers vlak voor zijn overlijden, die hier prachtig op aansluiten. De stilte en deze bijpassende woorden ontroerden me.

Toch ben ik uiteindelijk niet het meest onder de indruk van Wolkers’ kunstwerken zelf. Die vind ik vaak nogal statisch en ééndimensionaal. Het is vooral zijn rauwe, passievolle en toch ook liefdevolle manier van beschouwen, die zo fascineert. Zoals hij zich in een televisieserie verwonderde over de kleine wriemelbeestjes in zijn achtertuin, zo weet hij je postuum ook mee te slepen in De Lakenhal. Anderen laten mee kijken met zijn scherpe blik, dát was zijn talent.

Pas als ik later de afbeelding van Jan Wolkers op de affiche voor deze tentoonstelling zie, valt het me ineens op. Wolkers kijkt je op dit portret bijna vanuit dezelfde hoek aan als de onbekende man van Lucas van Leyden achter het gordijntje in de Lakenhal. Met nóg doordringender ogen.

Gezien: Jan Wolkers in de Lakenhal. Overzichtstentoonstelling van 21 oktober 2008 tm 15 februari 2009


Het portret van Jan Wolkers (1974) dat de affiches van de overzichtstentoonstelling siert.

vrijdag 14 november 2008

Uw pensioen bedraagt nul euro

Het nieuwe hoogglansdrukwerk van mijn pensioenfonds is versierd met een fotobalkje van mensen die er intens gelukkig uit zien. Dat roept argwaan op. Waarom vindt mijn pensioenfonds het ineens nodig om geld te steken in een nieuwe huisstijl die zo nadrukkelijk menselijkheid en huiselijk geluk uitstraalt?

Een andere nieuwigheid op de jaaropgave is dat er gewoon één bedrag vermeld staat, namelijk het bedrag dat ik jaarlijks na mijn 65e jaar zal ontvangen. Logisch zou je zeggen, maar voor pensioenfondsen zijn deze 'uniforme pensioenoverzichten' toch een belangrijke innovatie. Als een autoverkoper je overlaadt met alle technische details van de motor, zou je al snel afhaken. Maar bij pensioenfondsen moesten we ons jarenlang laten welgevallen dat we jaaroverzichten met ondoorgrondelijke tabellen kregen, evenals stapels bijlages vol juridische formuleringen.

Die koerswijziging naar een menselijke en klantvriendelijke aanpak, zou dat misschien met het tanende vertrouwen in pensioenfondsen te maken hebben? De pensioenenman die ik dat deze week vroeg, ontkende glashard. Wel nee, het probleem is juist dat de Nederlander tevéél op zijn pensioenfonds vertrouwt! Hij leest dat jaaroverzicht niet en denkt dat het wel goed komt met zijn pensioenvoorziening.

En het komt in veel gevallen niét goed. Maar dat ligt dan niet aan het pensioenfonds, maar aan de klant zelf, vindt de pensioenenman. Die maakt zijn veertigjarige pensioenopbouw niet netjes vol of haalt het in zijn hoofd om tussentijds van baan te wisselen. Het pensioenfonds is dan niet te beroerd om je een aanvullend pensioen aan te meten.

Is de pensioenenman zo wereldvreemd? Want om mij heen hoor ik toch echt veel mensen die de financiële dienstverlening voor geen cent meer vertrouwen. Die liever hun geld op een spaarrekening zetten bij verschillende banken vanwege de risicospreiding (want banken kun je ook niet meer vertrouwen, 'maar je moet toch wat'). Alles liever dan zo'n financiële adviseur, die een onbekend hoog bedrag als kosten in mindering brengt op jouw toekomstige voorziening voor levensonderhoud.

Op mijn nieuwe glossy pensioenoverzicht was in ieder geval nu glasheldere taal gebruikt. Klip en klaar stond te lezen dat ik vanaf mijn 65e verjaardag 0 euro pensioen per jaar zal ontvangen. Een vergissing hoopte ik, al weet je het in deze tijden van financiële crises nooit helemaal zeker.

Een paar weken later kreeg ik een nieuw overzicht toegestuurd. Dit keer stond er wel een bedrag in meerdere cijfers ingevuld bij de pensioenopgave. Een excuusbriefje voor de mij aangedane schrik kon er niet vanaf. Een pensioenverzekeraar die zich vergist? Nee, dat is àl te menselijk.

donderdag 13 november 2008

Wat de poster op de werkplek nog meer vertelt

Waarom die haast. Weet jij wanneer je werk af is? Een poster met deze tekst zag ik laatst hangen op de werkkamer van een beleidsambtenaar op het ministerie van OCW. De man die onder deze poster achter zijn computer aan het werk was, zat heel ijverig te tikken. Maar de boodschap van de poster is duidelijk: jaag mij niet op!

Werkplekken zijn interessant, want ze vertellen meer over iemands persoonlijkheid dan dat je op het eerste gezicht denkt. Staat de trofee of fotolijst náást iemands computer, dan is het een ‘sociale snack’: vooral bedoeld als inspiratie of bemoediging voor de medewerker zelf. Maar hangt de poster achter zijn rug, zoals bij deze ambtenaar het geval was, dan is hij bedoeld voor anderen. Een 'identiteitsclaim', noemen psychologen dat dan.

Deze bevindingen staan te lezen in het boek De geheime taal van dingen van Sam Gosling, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Texas. De laatste tien jaar deed hij onderzoek naar onder meer werkplekken, slaapkamers en boekenkasten om te kijken wat deze onthullen over hun eigenaar.

Aan een werkplek kun je bijvoorbeeld goed aflezen hoe extravert iemand is. Staan er comfortabele stoelen, dan is dat een uitnodigend gebaar voor collega’s om binnen te komen en lekker te gaan zitten. Lonkt er ook een snoeppot, is dat een nog een veelzeggender uitnodiging.
Sommige werkgevers vinden dat hun werknemers helemaal niets mogen ophangen of neerzetten. Daarbij gaat het niet alleen om een xlean desk-policy, maar ook om lege vensterbanken en kale muren. Met uitzondering van de bedrijfsgoedgekeurde reprokunst dan.

Jammer, want Meredith Wells van de Eastern Kentucky Universiteit in de Verenigde Staten ontdekte dat personalisering van de werkplek meestal juist goed is voor zowel werknemers als werkgevers. Mensen die hun kantoorruimte aankleden met persoonlijke spullen, zijn over het algemeen namelijk evenwichtiger, gezonder en tevredener over hun baan. Hoe persoonlijker een kantoor, hoe meer de medewerkers toegewijd zijn aan de organisatie.

Deze trouwe werkers doen geen moeite om thuis en privé strikt te scheiden en hangen dus zonder gêne de knutsels voor vader- of moederdag op. Zo’n kinderknutselwerk hoeft trouwens niet alleen een sociale snack te zijn, maar kan ook een identiteitsclaim inhouden: 'kijk mij eens een goede vader of moeder zijn.'

Die poster bij de OCW-ambtenaar onthult overigens nóg een karaktertrek van deze medewerker, namelijk zijn eigenzinnigheid. Het ministerie hanteerde eerst strikte richtlijnen over de kamerwanden, die onbedekt en strak moesten blijven. Knipseltjes, foto’s van afdelingsuitjes en cartoons waren taboe. Die afspraak bleek al snel onhoudbaar, want veel ambtenaren decoreren er op los.

Gelukkig maar, want dan heeft het departement blijkbaar toegewijde medewerkers.

dinsdag 11 november 2008

Innoveren met smaakcombinaties

Chocolade met witlof? Of chocolade met oesters? Ze klinken niet als fijne combinaties, maar dat blijkt wel degelijk het geval te zijn.

Ingrediënten combineren met andere ingrediënten als ze de belangrijkste aroma's gemeenschappelijk hebben, ontdekte de wetenschapper Francois Benzi. Daaruit ontstond het idee van foodpairing: een systeem waarin je gemakkelijk op kunt zoeken welke ingrediënten dezelfde smaakbestanddelen hebben.

De wildste gerechten komen zo in het bereik. Chocolade gaat namelijk ook goed samen met parmezaanse kaas en met frambozen. En ook met knoflook, maar dan moet je als 'bruggetje' er wel wat koffie of witlof bij doen...

maandag 10 november 2008

Alleen maar een armzalige klompendans

Met een groep kinderen uit alle windstreken van de wereld wilden we gaan dansen. De kinderen waren te beschroomd om de dans uit hun eigen cultuur te laten zien, maar dat ze die goed kenden werd wel duidelijk. Een Hindoestaans meisje maakte prachtige handgebaren en een Dominicaans meisje wist meteen drie salsadansen op te noemen.

Daar staken wij als Nederlandse begeleiders armoedig bij af. Wat zouden wij kunnen dansen om de schroom bij de kinderen te doorbreken? De klompendans? Die kennen we niet eens. De vogeltjesdans dan maar? Ook zoiets knulligs. Het werd uiteindelijk Hoofd, Schouders, Knie en Teen, dat enthousiaste bijval kreeg van de kinderen.

Als het gaat om Nederlandse liedjes ontstaat eveneens al gauw een armoedig gevoel. We hebben wel een rijk repertoire aan kinderliedjes, maar als er gevraagd wordt om een populaire meezinger voor volwassenen ten gehore te brengen, valt er een ongemakkelijke stilte. Tradities als dauwtrappen en luilak kennen we nog wel, maar we weten nauwelijks meer waar die tradities vandaan komen. En bij de vraag wat Allerzielen betekent, staat menigeen gewoon met de mond vol tanden.

Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur heeft 2009 uitgeroepen tot het Jaar van de Tradities. Onze gewoonten en gebruiken die je van thuis uit hebt meegekregen, worden daarbij in het licht gezet. Hoog nodig volgens dit centrum, want in deze snel veranderende tijd en de groter wordende wereld raken onze eigen tradities gemakkelijk ondergesneeuwd. Maar niets is zo moeilijk als het bewaren van 'immaterieel erfgoed', zoals tradities. Door die gewoonten weer als waardevol te presenteren, blijven de mensen deze tradities ook wel gebruiken, is de achterliggende gedachte.

In een multiculturele samenleving is het eveneens belangrijk om kennis te hebben van de achtergronden van de tradities en rituelen van jezelf en van de ander. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur wil komend jaar ook de culturele diversiteit in Nederland zichtbaar maken. Marokkanen, Hindoestanen, Turken en alle andere groepen van allochtone afkomst koesteren namelijk hun gerechten, muziek, feesten en gewoonten uit hun land. Misschien juist wel omdat ze migranten zijn en behoefte hebben aan een band met het land waar ze hun wortels hebben.

Ondertussen zijn er steeds meer exotische tradities en gebruiken uit andere landen, die in ons eigen land gretig aftrek vinden. Bij de snoepwinkel zijn Pinata’s te koop: bonte poppen uit Mexico met snoepjes en confetti, waar jarige kinderen tegenaan mogen slaan totdat ze uit elkaar spatten. In andere winkels vinden we Zuid-Amerikaanse gelukspoppetjes, die je onder je kleren dient te dragen. Het Amerikaanse Halloween is in Nederland in rap tempo helemaal ingeburgerd.

Maar hoe staat het met onze eigen tradities? Wie waren Jan Klaassen en Katrijn? Waarom staat er een bruidspaartje op de bruidstaart? Hoe maken wij een kuiltje jus? Welk traditioneel gerecht eten we op Oudejaarsavond? Leuk om morgen na de Sint Maarten-optocht eens over na te denken.

De paradoxen van creativiteit


Hoe beter je weet te plannen, hoe creatiever je wordt. Dat lijkt paradoxaal, maar de conclusies in het proefschrift Time to be creative van Floor Beeftink wijzen wel degelijk in deze richting. Deze onderzoekster wijdde haar proefschrift aan de invloed van timemanagement op creatief werk. Iemand die zich aan strakke planningen houdt, heeft een relaxter gevoel en dus meer gelegenheid voor creatieve invallen. Het heeft bovendien nut creatieve taken even ‘weg te leggen’, waarmee je het onderbewuste aan het werk zet. Gevolg is wel dat veel creatievelingen steevast tegen de deadline aan zitten te werken. Maar met het juiste timemanagement – op tijd beginnen – zijn de negatieve gevolgen daarvan ook weer in de hand te houden.

Plannen en creativiteit hoeven elkaar dus niet uit te sluiten. Maar hoe zit het met die andere paradox, waarop Peter ten Hoopen en Marleen Janssen Groesbeek stuitten bij hun creativiteitsonderzoek in ondernemend Nederland? Creativiteit alleen kan gedijen in een vrije, soms wat chaotische omgeving, waar mensen dingen mogen laten gebeuren. Mislukkingen en tegenslagen zijn vaak bronnen van creativiteit. Maar zo’n klimaat heerst er in de meeste ondernemingen allang niet meer, constateren de schrijvers in hun boek Oh, wat zijn we creatief. Terwijl ondernemingen om te overleven in deze periode van globalisering steeds creatiever en innovatiever moeten worden, is de controle op de onderneming door aandeelhouders en toezichthouders alleen maar groter geworden.

Ondernemen is risico nemen en creatief en innovatief zijn. Daarmee kunnen ze een mooi rendement leveren voor de aandeelhouders. Die willen dat rendement nog wel, maar niet het bijbehorende risico. Die eenzijdige focus op efficiëncy en rendementscijfers, dat gaat op de langere termijn dus fout.

Dus, creatievelingen: omarm de zegeningen van het timemanagement, maar wees wel eigenwijs bij het ontwikkelen en uitvoeren van ideeën. Vele dwarsdenkers en beroemde uitvinders gingen je voor. De aandeelhouders zullen je er nog wel eens dankbaar voor zijn. Hopelijk.

zondag 9 november 2008

Bloem der natie

Met het puntje van haar tong uit haar mond schrijft Naima de vragen op, die ze straks gaat stellen aan de organisatoren van danswedstrijden. We hebben al een rijtje vragen bedacht, maar ze is nog niet tevreden met dit aantal. We bedenken er daarom nog een paar.

Op weg naar het theater, waar de organisatoren een 'persconferentie' zullen geven voor Naima en de andere verslaggevers-in-de-dop, wordt ze wel wat nerveus. Eigenlijk wil ze toch liever geen vragen stellen en haar vriendinnetje ook al niet.

Op de persconferentie komen vervolgens alle groepjes met hun vragen aan de beurt. Ze stellen zich eerst netjes voor, wat de organisatoren van het dansfestijn zichtbaar vertedert. Diverse vragen die Naima in haar notitieblokje had staan, worden ook al door andere kinderen gesteld. Teleurstelling op haar gezicht. Dan weet ze ineens een vraag, die ze toch nog heel graag wil stellen. Als de persconferentie afgerond wordt, meld ik dat Naima op de valreep nog een dringende vraag heeft. Fier staat ze op en vraagt: "Hoeveel aanmeldingen heeft de organisatie gehad van dansgroepen, die aan de wedstrijd mee wilden doen?"

De kinderen die ik twee zondagen mocht begeleiden als gastdocent journalistiek op de IMC Weekendschool kun je met recht betitelen als modelleerlingen. Zelden heb ik zoveel kinderen ontmoet die zo op het puntje van hun stoel zaten om je verhaal te horen. Als ze vertelden over hun eigen droombaan - juf, politieman of advocaat - kregen ze zelf de glinsteringen in hun ogen. De bloem der natie, zou je zeggen. "Als alle kinderen uit achterstandswijken zo zijn, gaat het heel goed met Nederland", merkte mijn collega-gastdocent op.

Het waren zo'n veertig kinderen van 10 en 11 jaar uit Transvaal en de Schilderswijk, de armste wijken van Den Haag. Als je hun verhalen zo links en rechts beluisterde, waren ze afkomstig uit een harde wereld. Zo hoorden we een jongetje wiens moeder overleden was, een meisje dat haar vader tot diep in de nacht begeleid had op een feestje waar hij had moeten werken en een jongetje dat het heel gewoon vond om tot elf uur 's avonds buiten te spelen.

Voor ons was het optreden als gastdocent vrijwilligerswerk, bedoeld om deze kinderen een extra steuntje in de rug en meer perspectief te geven. Maar zij gaven aan ons minstens zoveel terug, namelijk vertrouwen. De nieuwsfotograaf in ons gezelschap vertelde dat hij tijdens zijn werkzaamheden in Den Haag nog regelmatig door de kinderen herkend wordt als de gastdocent van de Weekendschool. Dat hij toegeroepen wordt als Meester Jos, daar gingen zíjn ogen telkens weer van glinsteren.

maandag 3 november 2008

Doe-het-zelf-inspiratie


Om je persoonlijke ideeënfabriek draaiende te houden, dien je regelmatig nieuwe brandstof, grondstoffen en half-fabrikaten naar binnen te brengen. Het is prettig als anderen voor nieuwe inspiratie zorgen, maar eenlingen kunnen het ook!


  • Geef jezelf een focusvraag: Je bent zwanger en je ziet ineens overal vrouwen met kinderwagens lopen. Je koopt een andere auto en ineens vallen je allemaal soortgelijke wagens op. Waar je zelf op gericht bent, daarvan krijg je meer te zien. Van dit mechanisme kun je handig gebruik maken om op nieuwe ideeën te komen. Stel jezelf een vraag en ga doelbewust op zoek. Een voorbeeld van zo’n vraag: welke verbetering kun je deze week aanbrengen in je werk.
  • Begin een weblog:Dat betekent wellicht dat je jezelf onder druk zet om een stukje te schrijven. Maar het werkt ook andersom: doordat je een weblog hebt, zie je meer en kom je op meer ideeën. Dat stukje komt er dan ook wel. "Blogs are a good way to make things happen indirectly", zegt Hugh Maclead.
  • Doe een brainstorm met jezelf: Je moet een naam verzinnen voor een nieuw product of je hebt een andere concrete vraag. Ga voor een tafel zitten en houd een pakket post-it-blaadjes bij de hand. Denk na over de vraag en schrijf ieder mogelijk idee op een apart geeltje. Hoe onverwachter, hoe beter. Prik tien willekeurige woorden in het woordenboek en bedenk met die woorden nieuwe associaties. Stop na een kwartier. Voeg daarna blaadjes samen van ideeën die bij elkaar passen. Als je nieuwe ideeën krijgt, voeg je die toe op een apart geeltje. Tot slot ga je alle blaadjes sorteren: snel te realiseren ideeën komen aan de ene kant van de tafel, ideeën die nadere uitwerking verdienen aan de andere kant.
  • Benut de kracht van het schrijven: Heb je een vraag waar je niet uitkomt? Schrijf de vraag op een briefje. Op een bepaald moment krijg je een inval met het antwoord. Hiermee benut je trouwens niet alleen de kracht van het schrijven, maar ook die van incubatietijd.
  • Draai de vraag om: Een slechte relatie met een klant? Het valt niet altijd mee om te zien hoe je verstoorde verhoudingen weer in het goede spoor kunt krijgen. Draai de vraag eens om: hoe zorg ik ervoor dat de verhoudingen met … nog slechter worden?
  • Start een ideeëngroep: Vraag een groep mensen om zich aan te sluiten bij je virtuele ideeëngroep. Ieder lid van de groep kan een probleem rond mailen. De rest van de groep stuurt binnen één werkdag één idee terug.
  • Raadpleeg je superheld: Benoem voor jezelf een held uit je kindertijd. Pipi? Pipo de Clown? Batman? Michael Jackson? Welke eigenschappen bewonderde je in die persoon? Kijk of je vanuit die eigenschappen op nieuwe ideeën kunt komen.

"Creativiteit is het verbazingwekkende vermogen om grip te krijgen op onderling verschillende werkelijkheden en laat een vonk overslaan van de ene naar de andere werkelijkheid."
- Max Ernst

zaterdag 1 november 2008

Roze pannenkoekjes

Mijn heimelijke genoegen is om kookwinkels af te struinen. Zo'n parmezaanraspje, dressingshaker of crême-bruléebrandertje staan me daar dan verleidelijk toe te lachen. Lopend naar het volgende schap word ik weer iets nuchterder en realiseer ik me dat ik helemaal nóóit crême brulée maak. En dat ik thuis de enige liefhebber ben van dit toetje, dus dat ik deze hobby beter op de volgende vakantie in Frankrijk kan uitleven.

De volgende stap is daarna om ongehinderd langs de kasten met kookboeken te lopen. Moeilijk, heel moeilijk. Je zou kunnen zeggen 'ik heb al een kookboek', maar zo werkt dat bij mij niet. De inventiviteit van kookboekenmakers om bij mij weer met dat ene nicheboekje te confronteren dat een nog onontdekt kookdomeintje bestrijkt, is echt onnavolgbaar. Ik realiseer me dat er thuis nog een heleboel niet uitgeprobeerde recepten op mij liggen te wachten. Pfff, net op tijd.

Als de kookboeken zelf niet meer genoeg verleidingskracht hebben om klanten te verlokken, kunnen uitgevers altijd nog de kookboekenschrijvers ten tonele voeren. Ronald Giphart presenteerde in onze boekwinkel zijn boek Keukenprins. Zijn geheime wapen was zijn schattige tienjarige zoon, die ijverig mee stond te snijden achter de geïmproviseerde kooktafel in de boekhandel. Kijk nou, hij legt knoopjes in stengeltjes bieslook voor de garnering!

Giphart had ook nog zijn concullega Pierre Wind meegenomen als sidekick. Wind is baas boven baas, want schrijver van het boek Keukenkoning. Twee ADHD-koks achter de potten en pannen, dat is wel wat veel van het goede. Giphart liet prompt de hele kom met avocadomousse uit zijn handen kletteren, wat het geheel wel weer heel amusant maakte.

Het engelachtige zoontje van de keukenprins wilde heus wel eten, maar Giphart had ook een dochtertje dat een gewisse toekomst tegemoet ging als anorexiapatiëntje. Omdat ze wel van pannenkoeken hield, mixte Giphart allerhande groente in het beslag. Dit keer ging er geraspte rode biet doorheen, zodat de pannenkoekjes felroze kleurden. Tip voor ouders: gesmolten boter er doorheen voor de extra rijke smaak. Het is voor kinderen ten slotte, zei de keukenprins. Samen met de gifgroene avocadomousse - met extra mayonaise, het is voor kinderen tenslotte - een knallend geheel.

Hoe aardig ook gebracht, de aankoop van dit kookboek lieten we toch maar achterwege. Ik had mijn eigen kokkie Niels bij me, die het hele verhaal over de kindvriendelijkheid van de bietenpannenkoekjes niet slikte. En dat dochtertje van Giphart waarschijnlijk ook niet, voorspelde hij.

vrijdag 31 oktober 2008

Geheime bijeenkomst


Kluizenaarsketen, kolenmijnen en popbunkers: ik heb al heel wat holen bezocht in mijn journalistieke loopbaan. Maar een heus spionieerbolwerk was er nog niet bij, dus ik keek met enige spanning uit naar mijn bezoek aan het AIVD-hoofdkantoor om daar een officieel moment van deze dienst bij te wonen.

Zo alledaags is het niet voor de veiligheidsdienst om verslaggevers binnen te laten, dus aan mijn bezoek waren de nodige telefoontjes, mailtjes en voorlichtersoverlegrondes vooraf gegaan. Een maand geleden al had ik mijn paspoortgegevens door moeten geven. De dame die mij op zou vangen temidden van de andere bezoekers was er ook wat zenuwachtig over. Bij de entree zouden we onze mobieltjes in moeten leveren, dus elkaar even opbellen over het precieze ontmoetingspunt was er niet bij. "Dan moeten we elkaar herkennen aan de rode roos of aan een krant onder je arm!", giechelde ze. Nog niet helemaal de wereld van James Bond, maar het kwam al in de buurt.

Ik was extra vroeg aanwezig in de verwachting dat ik een heel parcours van metaaldetectors en fouilleerambtenaren zou moeten afleggen. Ik hoefde slechts twee keer mijn naam te noemen aan een gemillimeterde veiligheidsmedewerker, die controleerde of ik op de gastenlijst stond en daarna hoefde ik maar één keer mijn paspoort te laten zien. Niemand bekommerde zich om mobieltjes, maar mijn jas werd wel netjes in de garderobe gehangen.

Binnen in het hoofdkwartier zag het er uit zoals zoveel kantoorgebouwen, zag ik bij een kleine rondwandeling toen mijn chaperonne aan het netwerken was. Alleen een vitrinekast met daarin een historisch kistje met afluisterapparatuur herinnerde eraan dat ik toch echt bij de AIVD op bezoek was.

Zelfs de inhoud van de bijeenkomst was niet spannend. Niet spannender in ieder geval dan de informatie die ook gewoon openbaar naar de Tweede Kamer toegestuurd wordt. Dus wie die geheimen na wil lezen, kijkt zelf maar even in het digitale archief van het parlement.

Bij de uitgang kreeg ik een foldertje in mijn hand gedrukt, waar de belangrijkste informatie nog eens handzaam bij elkaar stond. Ik mocht een olijke mok meenemen ter herinnering aan dit feestelijke moment, maar daar had ik niet zo'n behoefte aan. De vriendelijke dame gaf mij nog wel een fijn notitieblokje mee en een pen met het logo van de AIVD. Dus als je mij hiermee ziet schrijven: nee ik ben geen geheim agent. Toch maar even kijken of er niet een piepklein afluisterapparaatje in zit...

maandag 27 oktober 2008

In de wacht (of hoe je een inval krijgt)

Zondagmiddag
"Hoe beter je kunt luisteren, des te beter je kunt schrijven. Neem zonder oordeel de dingen in je op, en dan kun je de volgende dag de waarheid van de dingen beschrijven." Een citaat uit het fameuze boek Schrijven vanuit je hart, de kunst van creatief schrijven van Natalie Goldberg. Ik herken haar opmerking, maar ik kan er verder niets mee.

Maandagochtend, in de trein van Amsterdam naar Vlissingen
In de overvolle trein zit een man met zijn laptop op schoot, wanneer ineens zijn mobieltje afgaat.
- ....
- "Nou, ik zit in de trein, maar ik kan wel even praten."
- ....
- "Nee, ik ben niet bezig al mijn geld weg te sluizen. Ik heb een persoonlijk spaarplan laten opstellen en daaruit blijkt dat ik elders gebruik kan maken van hogere rente. Dus het is een kwestie van hoger rendement en daarnaast ook van spreiding."
- ...
- "Nee, dat is niet de bedoeling. ABN Amro blijft mijn hoofdbank."
- ...
- "Nou, de andere banken geven hogere rentes. Als u geen betere aanbieding heeft dan deze, dan kunt u uzelf de moeite verder besparen."

De man sluit het telefoongesprek af en grinnikt tegen zijn reisgenote: "Ze beginnen daar zwaar in paniek te raken bij ABN Amro." De aangesproken vrouw glimlacht flauwtjes en de stilte keert terug in de coupé. Behalve ikzelf hebben nog 30 andere mensen meegeluisterd. Ik weet niet wat ik wonderlijker vindt: dat niemand een spier vertrekt bij het aanhoren van zoveel privéinformatie of het feit dat de bank kennelijk allemaal weglopende klanten aan het nabellen is.

Maandagmiddag
Een van mijn collega's polst mij als schrijver voor een nieuw blad. Hij heeft een rubriek in zijn hoofd waarbij de journalist met een monteur mee op stap gaat en op een mooie manier opschrijft wat deze persoon allemaal meemaakt. De monteurs denken zelf dat ze nóóit wat meemaken, want ze moeten een groot deel van de dag wachten, vertelt mijn collega. En die vinden dit idee dus wel een beetje vreemd.

Maandag, begin van de avond
Terwijl ik naar huis fiets door de Scheveningse Bosjes, krijg ik ineens een klik die deze drie gebeurtenissen met elkaar verbindt. Gebeurtenissen op zichzelf zijn nog niets, het gaat er om hoe je het opschrijft. Dat begint met goed kijken en luisteren naar alledaagse voorvallen. Juist de beschrijving van een dag uit het leven van een sluiswachter is geweldig. Want je kunt met observaties en woordkeuze invoelbaar maken dat het beroep vaak letterlijk bestaat uit wachten. Gebeurtenissen waarbij ogenschijnlijk niets gebeurt, zijn juist bijzonder inspirerend.

Zo krijg ik dus mijn invallen. Er is een boek voor nodig, een treinrit, een collega en de Scheveningse Bosjes. Evenals het vermogen om een los boekfragment in de wacht te laten staan.

zaterdag 25 oktober 2008

Lessen van het mislukte Innovatieplatform

Stel dat je aan het hoofd komt te staan van een bedrijf, dat in een uitputtende mondiale concurrentieslag steeds meer moeite krijgt om het voortbestaan van de onderneming veilig te stellen. Je legt een dringende opdracht op tafel om te innoveren, zodat de onderneming het marktleiderschap weer naar zich toe kan trekken.

Als manager weet je wat je te doen staat: zorgen voor focus, aandacht, tijd en sublieme communicatie. Je stelt multidisciplinaire tams samen, die naar vernieuwingen zoeken. Je draagt een krachtige visie op innovatie uit, je zorgt voor een goede uitwisseling van de beschikbare kennis en je beloont je medewerkers met de beste nieuwe ideeën. Bovenal zorg je voor een aangenaam en veilig werkklimaat, waar openlijk over fouten gepraat wordt. Want fouten zijn prachtige kansen tot vernieuwing.

Jan Peter Balkenende begon met een soortgelijke analyse van de verslechterde concurrentiepositie van de BV Nederland, toen hij premier werd. Het was de periode dat hij nog sprak van de terugkeer naar de VOC-mentaliteit en dat hij met veel bombarie het Innovatieplatform oprichtte. En daarna deed hij precies het tegenovergestelde wat een succesvolle innovatiemanager zou moeten doen. Hij stak er nauwelijks tijd in ("Het premierschap vergde veel meer tijd dan verwacht", zei zijn toenmalige secondant Jack de Vries) en zijn ministers strooiden zand in de machine. Uiteindelijk ging het Innovatieplatform ten onder aan onderling gekissebis en gepolder. Toen Balkenende moest erkennen dat het hele initiatief een mislukking was geworden, bezwoer hij de betrokkenen om alle miskleunen binnenskamers te houden. "Want negatieve publiciteit is wel het laatste dat we kunnen gebruiken."

Het valt allemaal na te lezen in het boek Het innovatieplatform. Innoveren in het centrum van de macht van voormalig secretaris Frans Nauta van het Innovatieplatform. Het boek is net verschenen en heeft inmiddels al de nodige deining veroorzaakt in politiek Den Haag. Via zijn website zijn enkele hoofdstukken te downloaden.

Bij alle vernieuwingen hoort weerstand. Daarom heeft innovatie alleen kans van slagen als de top de innovatie goed inzet en leidt, is één van de lessen die Nauta trekt. Misschien valt er uit de treurige geschiedenis van het Innovatieplatform dan toch nog een nieuwe kans te peuren: in een volgend kabinet heeft dit land een goede innovatiemanager nodig.

dinsdag 21 oktober 2008

Buitenleven


Als je magazines als Buitenleven, Living en al die andere landlevenglossy's doorbladert, denk je dat het platteland vol gestapeld staat met robuuste rieten manden, vuurkorven en dampend-verse appeltaarten. Het blijkt andersom te zijn: bewoners van het platteland denken nu ook dat het zo hoort. Ze draperen hun erf vol met pompoenen, omafietsen met rieten manden, melkbussen en nog veel meer ander nostalgisch spul of wat daarop lijkt.

We hadden zelfs even het idee dat heel Oost-Nederland overgeschakeld is op Ambachtelijk, Slow en Biologisch. Bij onze fietstocht in de omgeving van Ommen passeerden we afgelopen weekeinde de ene na de andere boerderij met verantwoorde scharrelkippen, oud-Hollandse fruitrassen en streekeigen honing.

Je kan op zo'n middag al je verse boodschappen bij elkaar scharrelen in het buitengebied: van duurzaam geproduceerd dikbilvlees tot zelfgeperste appelsap en huisgemaakte kruidenstooksels. En als je niet op voedselstrooptocht bent, kun je ook nog volop aan je trekken komen in de maisdoolhoven, kinderspeurtochten op het boerenerf, maneges en boerenkampeerplaatsen.

In de ommelanden troffen we zelfs een biologische wijngaard aan. De boerin plukte welwillend enkele overgebleven trosjes druiven om ons te laten proeven en liet in de voormalige stal de wijnvaten zien met de oogst van dit jaar. Bevangen door zoveel sympathieke huisvlijt kochten we een fles rode wijn uit het Vechtdal.

Misschien was het veelzeggend dat de boerin geen rechtstreeks antwoord gaf op onze vraag wat haar grote wijntrots was. Ze zei namelijk alleen maar dat de rode flessen goed verkocht werden. Ook de melding op het etiket dat de wijn enkele uren voor gebruik geopend moest worden, had een waarschuwing kunnen zijn. Maar ondanks die behandeling bleef de wijn een nasmaak van veevoer geven.

De volgende dag brachten we een bezoek aan attractiepark Slagharen. Een park vol kauwende mensen, die zich vreugdeloos tegoed doen aan patat, hot dogs, hamburgers, suikerspinnen en ander krachtvoer. "Ha, er zit meer mayonaise in deze zak dan patat", riep een vrouw. Dat het geen authentieke Slagharen-slow-mayonaise was, deed er niet zoveel toe.






vrijdag 17 oktober 2008

Hapklaar afval

Uit 200 oude mobieltjes kan genoeg goud voor een complete trouwring worden gehaald, las ik ooit ergens. Zo'n uitspraak spreekt meer tot de verbeelding dan een verhaal over een grote afvalhoop van telefoontoestelletjes, die door hun gebruikers zijn afgedankt.

Het goud uit een mobieltje klinkt namelijk als een toetsbare uitspraak, mits ik goud zou kunnen omsmelten natuurlijk. Hoe meer je het idee hebt dat je het zelf kunt uitproberen, hoe geloofwaardiger de boodschap, stellen Dan en Chip Heath in hun boek De Plakfactor. Toegankelijke statistiek is daar een sterk middel voor.

Overtuigende details zijn ook goed, zoals in het volgende voorbeeld. Je zou misschien denken dat Tweede Kamerleden geoefende sprekers zijn, die absoluut niet bang zijn om de minister de oren te wassen. De zwarte plekken aan de randen van het spreekgestoelte in de Tweede Kamer spreken andere taal. De vlekken zijn het gevolg van angstzweet.

In onze samenleving worden veel discussies overheerst door emotie, vooral als het over veiligheid gaat. De kans op overstromingen is zo'n discussie, net zoals terroristische aanslagen en de kredietcrisis. In zo'n sfeer kom je als bestuurder of communicatiedeskundige niet ver als je alleen geruststellende woorden spreekt. Uitspraken als 'Het valt wel mee' en - nog erger - 'Ga rustig slapen' - werken in een emotionele sfeer als olie op het vuur.

Hoe moet het dan wel? Voor bestuurders is het beter om simpelweg de feiten voor het voetlicht te brengen, zeker als je de reële kans op gevaar als een hapklaar en behapbaar verhaal kunt presenteren. Met een detail, een treffende vergelijking of in een aansprekend symbool.

De mensen achter het nieuwe bedrijf Atoomstroom weten daar uitgekiend mee om te gaan. Dwars tegen de heersende publieke opinie in, die kernenergie taboe heeft verklaard, promoten zij atoomstroom uit Nederland en omliggende landen onbekommerd als het voordelige en klimaatvriendelijke alternatief.

Opmerkelijk is hun manier om het belangrijkste argument van de tegenstanders van kernenergie te tackelen, namelijk het afvalprobleem. Iedere nieuwe klant krijgt als cadeautje een piepklein vaatje kernafval, nagemaakt van plastic, dat te gebruiken is als sleutelhanger. Het formaat van het minivaatje laat de hoeveelheid kernafval per huishouden zien. Uit communicatieoogpunt een knappe zet.

donderdag 16 oktober 2008

In de comfortzone


Uit je comfortzone treden? Veel mensen kruipen juist liever er nog verder in. En dat mag ook, vindt emotiegoeroe Susanne Piët in haar boek Waar ik loop, schijnt te zon. Als een van haar originele tips om het leven weer leuk/nog leuker te vinden, raadt ze aan om je eigen bubbel te creëren.

Met een bubbel bedoelt ze een soort schuilhut of sanctuary, waarin je je kunt terugtrekken uit de boze buitenwereld. Dat kan een cocoonhoekje in huis zijn of je bed of je veilige auto, maar ook luisteren naar je favoriete muziek op je MP3-speler.

Zoals rijke mensen vroeger een folly of een ander bouwseltje neerzetten bij hun landhuis, worden mensen nu gelukkig in een piepklein strand- of tuinhuisje. Maar je hoeft helemaal niet van huis, want het bouwen van een eigen virtuele wereld op Second Life of community weerspiegelt ook het verlangen naar een bubbel. Net zoals een miniatuurwereld in de vorm van poppenhuizen of treinbanen op zolder.

Bubbelen heeft alles te maken met een diep oerverlangen naar de geborgenheid van de baarmoeder. In wezen willen we allemaal van tijd tot tijd kleine kangaroetjes zijn, die vanuit de veilige buidel de wereld aanschouwen. Al is het maar heel even, in een floatcabine of een bubbelbad.

Haar mooiste idee om je eigen bubbel te creëren vind ik het maken van je eigen jas of jurk. Die moet natuurlijk groot en zacht zijn, zodat je er helemaal in kunt wegkruipen. Of je kind. De Finse ontwerpster Mekko Alatalo heeft een Spatial Dress (klik door naar de tweede foto om het ontwerp beter te zien) ontworpen, die in dat opzicht tot de verbeelding spreekt. Het is een gigantische zwarte jurk met een rok in de vorm van een huisje. Op kniehoogte zijn de vier ruitjes van een raam uitgesneden. Een peuter kan er moeiteloos onder spelen zonder dat iemand hem ziet. De ultieme schuilhut onder moeders rokken.

woensdag 15 oktober 2008

Elf gouden regels voor creativiteit

Wat zijn de basisregels voor creativiteit? De lijst bestaat uit elf gouden regels.
  1. Zoek problemen op. Zonder problemen geen creatieve oplossingen. Dit klinkt wellicht als een open deur, maar als je geen uitdaging ziet om je hersens aan het werk te zetten, raak je ook niet in een creatieve stemming. Leonardo da Vinci noemde het curiositá: een onverzadigbaar nieuwsgierige benadering van het leven en een niet aflatend streven naar permanent leren.
  2. Zoek veel contact met anderen. Nieuwe ideeën verspreiden zich via sociale netwerken.
  3. Divergeer en convergeer. Stel je open voor nieuwe invallen en gedachten en wissel dat af met gerichte focus op de oplossing.
  4. Breng uiteenlopende elementen samen. Leg onverwachte verbanden om nieuwe dingen te creëren en zorg voor een optimale samenwerking tussen de linker- en rechterhersenhelft. Leonardo da Vinci ontwikkelde daarvoor een evenwicht tussen wetenschap en kunst, logica en verbeelding.
  5. Begeef je op nog niet eerder betreden paden. Betreed nieuwe terreinen om in aanraking te komen met andere gedachten, opvattingen, gewoonten en denkbeelden. Dat kan ook gewoon een ander vakgebied zijn dan het jouwe.
  6. Oefen. Train je associatievermogen, want associëren kun je leren.
  7. Zet je zintuigen aan het werk. Geuren, kleuren en geluiden zijn krachtige middelen om nieuwe hersenverbindingen te leggen.
  8. Vraag. Stel voortdurend vragen om je hersens aan het werk te houden. Hoe actiever je brein, hoe beter je wordt in het bedenken van creatieve oplossingen.
  9. Gebruik je onderbewuste. Zet je onderbewuste aan het werk om een antwoord te vinden. Stel jezelf gewoon een vraag en wacht af. Op een zeker moment krijg je vanzelf bruikbare invallen.
  10. Zorg ervoor dat je je ideeën beter onthoudt. Noteer de ideeën of probeer technieken uit om beter te leren onthouden.
  11. Maak fouten (en wees daarbij het liefst de eerste). Zonder fouten of mislukkingen geen nieuwe uitvindingen. Alexander Fleming (de ontdekking van de penicilline), farmaceut Pfizer (Viagra), Columbus (de ontdekking van Amerika) en Levi's (spijkerbroek) gingen je voor.

Verhaal halen (en brengen)

Verhaal halen

Verhaal halen, zo luidde de titel van het Haagse proza-en columnistenfestival Dichteraanhuis. Er zijn tegenwoordig nog veel meer verhalen te halen, want steeds meer organisaties leggen zich toe op de verzameling en verspreiding daarvan.
  • De Verhalenbank: een online database van het Meertens Instituut met een grote collectie historische en hedendaagse sprookjes, moppen, raadsels en broodjeaap-verhalen.
  • De Haagse Schatkist: inwoners van Den Haag kunnen deze Schatkist vullen met verhalen over de stad. Door het verzamelen van die verhalen, beelden en herinneringen over de eigen geschiedenis, de eigen straat of bijzondere plekken in de stad ontstaat er een Haagse geschiedenis, een lokale canon.
  • Verhalen van zes woorden: een verzameling van een grote reeks verhalen die uit slechts zes woorden bestaan.
Verhaal brengen

Of breng zelf je verhaal:
  • De Verhalentafel: dit is een bijzonder vormgegeven meubel, dat plaats biedt aan een tot zes bejaarde gebruikers. Met slechts twee knoppen kunnen zij via ingebouwde beeldschermen historisch beeldmateriaal oproepen, zoals liedjes, polygoonjournaals en korte filmpjes uit het dagelijks leven. Het oproepen van herinneringen levert de gebruikers verhalen op over vroeger. Zij kunnen ook hun eigen verhalen toevoegen aan de Verhalentafel. Uit onderzoeken blijkt dat bij hoogbejaarde ouderen het geheugen hierdoor beter gaat werken en dat het ophalen van herinneringen nieuwe levensvreugde oplevert.
  • Het Storyboard of my life: de bezoeker van DOK Delft kan zijn eigen multimediale tentoonstelling maken over zijn eigen levensverhaal of dat van een naaste.
  • Eternity4all: schrijf je eigen levensverhaal en bewaar het voor de eeuwigheid.
  • Het vergeten verhaal: een project over de blinde vlekken van de journalistiek, met name op het gebied van de Derde Wereld. Welke projecten worden door journalisten vergeten en hoe kan het beter? Wie wil, kan zo'n vergeten verhaal naar deze site brengen en aan de vergetelheid ontrukken.

dinsdag 14 oktober 2008

Het virus

Mag jij nog steeds niet een dagje thuiswerken van je baas? Zulke werkgevers bestaan inderdaad nog. Ze piepen en kreunen over de beveiliging van het computernetwerk en over virussen die de kantoorbestanden gaan besmetten.

Wacht maar totdat het grote griepvirus toeslaat. Eens in de tien tot vijftig jaar breekt die los. Echt los, bedoel ik. Een grieppandemie, die wereldwijd voor ontwrichting van de samenleving zorgt.

De directie Crisisbeheersing van het ministerie van BZK bereidt zich hier serieus op voor, samen met andere overheden en instanties. Er zijn allerlei noodscenario's geschreven, virusremmers ingeslagen en tv-spotjes gemaakt om ons in tijden van crisis te informeren. Om die spotjes niet gedateerd te laten lijken, hebben de figuranten geen bril op en dragen zij tijdloze kleding. Dát de griepepidemie uitbreekt is geen vraag meer, maar wanneer nog wel.

Zelfs de Nederlandse Bank bemoeit zich ermee, want het griepvirus kan ervoor zorgen dat de economie in elkaar zakt. Wereldwijd. Als die tenminste niet al plat ligt door een eerder voorbijkomend kredietcrisisje.

Dikke kans dat de Grote Griep dankzij de betere gezondheidszorg niet zoveel slachtoffers vergt als destijds de Spaanse Griep deed. Die eiste in 1918-1919 naar schatting 20 tot 40 miljoen slachtoffers. Veel meer doden dan tijdens de Eerste Wereldoorlog die net was afgelopen. Maar wel komen er massaal ziekmeldingen binnen bij organisaties. Bij een grieppandemie wordt gemiddeld dertig procent van de bevolking ziek. Ook op jouw IT-afdeling is éénderde van de medewerkers geveld.

Op dat moment moet het nog niet zieke deel van de bevolking massaal thuis gaan werken, staat in de noodscenario's. Zij zijn essentieel om de rest van onze samenleving draaiende te houden en nog grotere chaos te voorkomen. Vooral woonwerkverkeer via het openbaar vervoer moet vanwege de grote besmettingskans absoluut vermeden worden. Voor zover er al bussen en trams rijden natuurlijk, want de chauffeurs zijn ook massaal ziek.

De gevolgen van een pandemie zijn eigenlijk niet te bevatten. En dan gaat het alleen nog maar om een aanval van griepvirus, die na een weekje of acht weer voorbij gedreven is. Je kunt er nauwelijks iets aan doen. Behalve dan dat je die thuiswerkplek alvast kunt regelen, natuurlijk.

Onze nieuwe zon


Detail van het schilderij

Een schilderij zoek je niet, dat vind je. Staand voor het brede doek met de glanzende kleuren ben ik op slag betoverd. In de zwierig getekende gebouwen aan het goudgele strand herkenden we de gebouwen van Scheveningen in een nieuwe opstelling. Kijk, de pier! Hier staat de vuurtoren. En daar de Sprookjesbeelden aan zee!

Dan ontdekken we een groen stickertje op het bijbehorende kaartje. Dat betekent vast dat het schilderij al verkocht is. Einde droomdoek.

Een uurtje later lopen we er nogmaals langs met de kinderen, die inmiddels weg geplukt zijn uit de knutselhoek voor jonge kunstenaars. Zij zien details die we zelf over het hoofd gezien hebben, zoals de vlaggetjes van de Keizerstraat. En het groene stickertje is weg.

Ongemerkt staat achter ons ineens een vriendelijke dame in een zwart broekpak. Ze begint uit te wijden over de trefzekere tekenstijl van de kunstenares en het fabuleuze kleurgevoel, dat zoveel warmte uitstraalt. Precies een doek dat galeriehouders op sombere winterdagen tentoonstellen om klanten naar binnen te lokken. "Kunnen we een optie nemen op dit doek?", hoor ik mezelf zeggen. Ze plakt een stickertje op het kaartje. Een groene. We staan met zijn vieren te stralen.

De verkoopster wordt almaar enthousiaster. Ze biedt aan om het doek bij ons thuis te presenteren, zodat we met eigen ogen kunnen zien of het schilderij wel in onze woonkamer past. Prima idee. Wat, vanavond al? Nou ja, waarom niet.

’s Avonds wordt het gevaarte ons huis in gedragen. Dit is niet een klein schilderijtje erbij, dit is een doek dat de toon zet in onze hele woonkamer. Het past, als we tenminste bereid zijn enkele andere meubelstukken naar andere plekken te verplaatsen.

Als we het doek op de westelijke wand neerhangen, lijkt het net alsof we er een extra raam bij gekregen hebben. Door de muren van alle huizen heen hebben we ineens een uitzicht op een gloedvolle zon boven het strand.

Aan het einde van de dag kijken we vol verbazing terug op onze razendsnelle wijze van beslissingen nemen. We waren helemaal niet van plan om een kunstwerk aan te schaffen. Sterker nog, eerder die dag hadden we getwijfeld of we op deze zonnige dag wel naar de kunstbeurs toe zouden gaan of liever nog even naar de zee. En zie wat de slotsom is van deze dag. In plaats van naar buiten te gaan, hebben we het Scheveningse strand naar binnen gehaald.

zondag 12 oktober 2008

Haagse stilte


Een klein autovrij dorpje in Zwitserland met uitzicht op groene bergen en sneeuwtoppen was afgelopen zomer één van onze vakantieadressen. Idyllischer en rustgevender kan het bijna niet, zou je denken.

In deze vredige omgeving werden we iedere ochtend al vroeg gewekt door de onverbiddellijke klokken van het dorpskerkje. Daarna hoorden we het eindeloze geklingel van de bellen, die de geiten om hun nek droegen in de nabijgelegen weide. De kinderen, die aan de andere kant van het huisje sliepen, schrokken op hun beurt iedere ochtend wakker van de buurvrouw, die haar verzameling poezen bij elkaar riep voor het ochtendmaal.

Het zou overdreven zijn om deze geluiden tot lawaai te bestempelen, maar we ontdekten wel dat we bepaald niet gewend zijn aan ochtendgeluiden. En dat terwijl we zelf midden in de stad wonen. Of zouden we zo gewend zijn aan de alledaagse geluiden om ons heen, dat we ze niet meer horen?

Nee, dat is toch niet het geval. Deze week bood de nazomer gelegenheid om buiten nog eens goed naar de geluiden om ons heen te luisteren. Hier en daar hoor je een vogeltje. Soms is er een klusser bezig. In de verte zoemt de tram soms voorbij. Maar verder is het er stil.

Den Haag heeft heel veel soorten geluiden, blijkt uit de geluidskaart Hoe hoort Den Haag (hier te beluisteren). Onze ochtendstilte is daarbij nog niet geregistreerd.